ECLI:NL:RVS:2014:984

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201306294/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, die op 9 juli 2013 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 21 juni 2013 was afgewezen. De vreemdeling heeft tegen deze afwijzing hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft op 12 maart 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat de argumenten die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd, niet tot vernietiging van de eerdere uitspraak kunnen leiden. Dit is mede gebaseerd op de inwerkingtreding van de Richtlijn 2013/32/EU op 19 juli 2013, die relevant is voor de beoordeling van asielaanvragen.

De Raad van State oordeelt dat de ingediende argumenten geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Daarom wordt het hoger beroep als kennelijk ongegrond verklaard en wordt de eerdere uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, ambtenaar van staat. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 maart 2014.

Uitspraak

201306294/1/V2.
Datum uitspraak: 12 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling]
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 juli 2013 in zaken nrs. 13/16233 en 13/16234 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2013 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 9 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan, mede omdat de ingeroepen Richtlijn 2013/32/EU (PB L 180/60) in werking trad op 19 juli 2013, niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak van daarvoor leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, ambtenaar van staat.
w.g. Verheij w.g. Bosma
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2014
572-754.