201211829/3/R3.
Datum uitspraak: 19 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Cromvoirt, gemeente Vught,
en
de raad van de gemeente Vught,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2012, kenmerk GRIFBW/12-00750, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2013, waar -voor zover hier van belang - [appellant], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, en de raad, vertegenwoordigd door C.C.P. van Steen, A.J.M. van den Wildenberg en mr. A.M.W. Schellekens, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
De Afdeling heeft de behandeling van het onderhavige beroep afgesplitst van zaak nr. 201211829/1/R3. De behandeling van de overige tegen het besluit van 20 september 2012 ingestelde beroepen is onder laatstgenoemd nummer voortgezet.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het vooronderzoek heropend, voor zover het betreft het beroep van [appellant], teneinde de eigenaar van het perceel waarop het beroep van [appellant] betrekking heeft alsnog in de gelegenheid te stellen als derde-belanghebbende aan het geding deel te nemen en zo nodig een schriftelijke uiteenzetting te geven. De eigenaar heeft zich niet aangemeld binnen de hiervoor gestelde termijn.
Met toestemming van [appellant] en de raad is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het beroep van [appellant] is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Horeca" op het perceel St. Lambertusstraat 59 te Cromvoirt.
2.1. Ter zitting heeft [appellant] de beroepsgronden over de planologische mogelijkheden voor een bedrijfswoning en de maximaal toegestane oppervlakte voor gebouwen op dit perceel ingetrokken.
2.2. [appellant] voert aan dat het plan ten onrechte voorziet in een uitbreiding van de bouw- en gebruiksmogelijkheden ten behoeve van horecadoeleinden op het perceel ten opzichte van het vorige plan. Hij stelt dat het plan voorziet in een vergroting van het bestemmingsvlak "Horeca" teneinde het bestaande illegale gebruik van de gronden als terras en parkeerterrein als zodanig te bestemmen. Hierbij merkt hij op dat anders dan de raad aanneemt dit gebruik pas in 2010 een aanvang heeft genomen. Verder stelt hij dat de mogelijkheden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aanzienlijk zijn toegenomen nu deze in het vorige plan alleen binnen het bouwvlak mochten worden gebouwd, terwijl deze thans ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan en niet, anders dan in het voorheen geldende plan, zijn gebonden aan een bebouwingspercentage of maximale oppervlakte. Voorts geldt dat in het voorontwerpplan was opgenomen dat op het eigen terrein van de horecagelegenheid voldoende parkeergelegenheid dient te worden gerealiseerd. In het vastgestelde plan is opgenomen dat parkeren onder voorwaarden ook buiten het eigen terrein is toegestaan, waardoor weer ruimte ontstaat voor terrassen, aldus [appellant].
2.3. De raad stelt dat het bestemmingsvlak "Horeca" is uitgebreid ten opzichte van dat vlak in het vorige bestemmingsplan "Kern Cromvoirt 1981", maar dat de gronden al langdurig werden gebruikt ten behoeve van de horecagelegenheid ter plaatse. Verder waren bepaalde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, volgens hem reeds in het vorige plan toegestaan buiten het bouwvlak en in zoverre niet gebonden aan het hierin opgenomen bebouwingspercentage. Verder merkt hij op dat parkeren ingevolge het voorliggende plan op eigen terrein dient plaats te vinden, terwijl dit niet zo was onder het vorige plan.
2.4. Aan het perceel St. Lambertusstraat 59 was in het vorige plan de bestemming "Horecadoeleinden" toegekend.
Ingevolge artikel 2, lid G, van de planvoorschriften van dat plan wordt onder bebouwingspercentage verstaan het percentage van het bouwperceel, voor zover gelegen binnen het bebouwingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd. Andere bouwwerken met geen groter horizontaal oppervlak dan 6 m2 en geen grotere absolute hoogte dan 1,50 m blijven bij de bepaling van het bebouwingspercentage buiten beschouwing.
Ingevolge artikel 10, lid A, mogen op gronden bestemd voor "Horecadoeleinden" uitsluitend worden gebouwd:
1. Gebouwen ten dienste van horecabedrijven waarin per bedrijf één dienstwoning aanwezig mag zijn;
2. Andere bouwwerken ten dienste van horecabedrijven en woondoeleinden, zoals luifels, pergola’s, hekwerken, muren e.d.
met inachtneming van de volgende voorschriften:
0.1 per bestemmingsvlak mag niet meer dan voor één horecabedrijf worden gebouwd;
0.2 het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de plankaart per bestemmingsvlak is aangegeven.
Blijkens de plankaart gold voor dit perceel een bebouwingspercentage van maximaal 30%.
2.5. Aan het perceel is in het voorliggende plan de bestemming "Horeca" toegekend.
Ingevolge artikel 13, lid 13.2, onder 13.2.1, gelden voor het bouwen binnen de bestemming "Horeca" de volgende regels:
a. gebouwen zoals bedoeld in 13.2.2, 13.2.3 en 13.2.4, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.
b. parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate aanwezig te zijn en dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd.
Ingevolge lid 13.2, onder 13.2.5, aanhef en sub c, geldt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mogen worden.
2.6. Het bestemmingsvlak is aan de noordzijde vergroot met ongeveer 300 m2 ten opzichte van het vorige plan. De raad heeft de keuze gemaakt om deze gronden in het voorliggende plan op te nemen in het bestemmingsvlak omdat deze volgens hem al langdurig gebruikt worden ten behoeve van de horecagelegenheid. De raad heeft ter zitting erkend dat het gebruik niet onder het overgangsrecht van het vorige plan valt.
Zelfs indien deze gronden al gedurende langere tijd worden gebruikt voor de horecagelegenheid op het perceel, vormt dit gegeven op zichzelf onvoldoende rechtvaardiging voor de toekenning van een horecabestemming aan de betreffende gronden. Er is voor het gewijzigde gebruik in het verleden nooit een planologische afweging gemaakt. Niet is gebleken dat de raad bij het nemen van dit besluit heeft beoordeeld in hoeverre de uitbreiding van het bestemmingsvlak in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en hierbij het belang van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor [appellant] heeft meegewogen. Gelet op het vorenstaande is het bestreden besluit in zoverre onzorgvuldig voorbereid. Het betoog slaagt.
2.7. Anders dan [appellant] aanvoert waren gelet op artikel 2, lid G, van de planvoorschriften, bepaalde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, reeds in het vorige plan ook buiten het bouwvlak toegestaan. Op grond van het vorige plan bleven immers bouwwerken lager dan 1,50 m en met een oppervlak kleiner dan 6 m2 buiten beschouwing bij de vraag of voldaan werd aan het maximaal toegestane bebouwingspercentage voor bebouwing binnen het bebouwingsvlak op dit perceel. Bovendien besloeg het bouwvlak het grootste deel van het bestemmingsvlak. Weliswaar stellen de planregels van het voorliggende plan met betrekking tot de bestemming "Horeca" geen beperkingen meer aan de maximale oppervlakte van bouwwerken, geen bebouwen zijnde, maar de raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verruiming, mede gelet op de aan te houden afstand ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens en de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen, niet zodanig groot is dat dit in vergelijking met het vorige plan tot relevante gevolgen voor het woon- of leefklimaat van [appellant] zou leiden. De raad heeft dan ook in redelijkheid tot deze regeling kunnen besluiten.
Het betoog faalt.
2.8. Anders dan [appellant] stelt is de door hem genoemde wijzigingsbevoegdheid voor parkeren buiten eigen terrein niet opgenomen in het vastgestelde plan. Gelet hierop mist het betoog feitelijke grondslag.
3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van het gedeelte van het plandeel met de bestemming "Horeca" op het perceel St. Lambertusstraat 59 te Cromvoirt, zoals nader aangeduid op de in de uitspraak opgenomen kaart, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
4. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Vught van 20 september 2012, kenmerk GRIFBW/12-00750, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" voor zover het betreft het gedeelte van het plandeel met de bestemming "Horeca" op het perceel St. Lambertusstraat 59 te Cromvoirt, zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
III. draagt de raad van de gemeente Vught op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Vught tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Vught aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014
429-656.