ECLI:NL:RVS:2014:908

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201204935/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en verzoek om informatie betreffende mulderbeschikking

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2012. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, nadat hij bij de korpsbeheerder van de politieregio Rotterdam-Rijnmond had verzocht om informatie over een mulderbeschikking met nummer 14131122. Dit verzoek was gedaan op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De korpsbeheerder had op 30 juni 2011 een aantal documenten verstrekt, maar het verzoek om de akte van beëdiging van de verbalisant werd afgewezen, omdat deze niet beschikbaar was. De rechtbank oordeelde dat de korpsbeheerder het verzoek correct had geïnterpreteerd en dat er geen aanleiding was om de informatie uit het computersysteem te verstrekken.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat de korpsbeheerder had moeten begrijpen dat zijn verzoek niet alleen gericht was op de akte van beëdiging, maar ook op informatie uit het computersysteem. De Raad van State oordeelde echter dat het verzoek van [appellant] niet specifiek genoeg was geformuleerd en dat de korpsbeheerder niet verplicht was om aanvullende informatie te verstrekken die niet expliciet was verzocht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke verzoeken om informatie op basis van de Wob en de verantwoordelijkheden van bestuursorganen in het kader van openbaarheid van bestuur. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 maart 2014.

Uitspraak

201204935/1/A3.
Datum uitspraak: 19 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2012 in zaak nr. 11/2921 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpsbeheerder van de politieregio Rotterdam-Rijnmond (thans: de korpschef van politie).
Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2011 heeft de korpsbeheerder aan [appellant] een aantal documenten verstrekt behorende bij een zogeheten mulderbeschikking met het nummer 14131122 (hierna: mulderbeschikking).
Bij besluit van 5 juli 2011 heeft de korpsbeheerder het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 april 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
2. [appellant] heeft bij brief van 8 juni 2011 met een beroep op de Wob verzocht om toezending van alle documenten aangaande de mulderbeschikking. [appellant] heeft daarbij verwezen naar een checklist. Tot de toe te zenden documenten behoort ten minste, dus niet uitsluitend, een aantal met name genoemde documenten, waaronder de "Akte van beëdiging verbalisant(en)", aldus het verzoek. Bij besluit van 30 juni 2011 heeft de korpsbeheerder het verzoek, voor zover het de akte van beëdiging betreft, afgewezen. De korpsbeheerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de akte van beëdiging niet kan worden verstrekt omdat aan algemene opsporingsambtenaren, na te zijn beëdigd, geen akte wordt uitgereikt en hij hierover dus niet beschikt.
3. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] specifiek heeft verzocht om openbaarmaking van de akte van beëdiging. Pas in de procedure bij de rechtbank heeft hij verzocht om openbaarmaking van informatie uit het computersysteem, waaruit blijkt dat de desbetreffende verbalisant de eed of belofte heeft afgelegd. De korpsbeheerder heeft het verzoek daarom mogen opvatten zoals hij dat heeft gedaan, aldus de rechtbank.
4. [appellant] betoogt dat de korpsbeheerder uit zijn verzoek had dienen op te maken dat zijn verzoek niet specifiek gericht was op de akte van beëdiging maar dat dit zich mede richtte op aan het computersysteem te ontlenen informatie in vorenbedoelde zin. De rechtbank heeft niet onderkend dat indien de akte van beëdiging niet verstrekt kon worden, het op de weg van de korpsbeheerder had gelegen een uitdraai te verstrekken van de informatie uit het computersysteem, aldus [appellant].
5. Het verzoek van [appellant] is, gezien de bewoordingen waarin het verzoek is gedaan, gericht op alle informatie betreffende de mulderbeschikking. Uit de van het verzoek deel uitmakende lijst van in elk geval over te leggen stukken valt af te leiden dat [appellant] onder de verzochte informatie betreffende de mulderbeschikking mede verstond de akte van beëdiging van de betrokken verbalisant. Een uitdraai met aan het computersysteem te ontlenen informatie, waaruit blijkt of de verbalisant de eed of belofte heeft afgelegd, valt niet onder het aldus gespecificeerde verzoek om informatie. Ook overigens bestond voor de korpsbeheerder geen aanleiding om het verzoek om informatie zo ruim op te vatten als [appellant] stelt dat het had moeten worden opgevat. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen had van [appellant] mogen worden verwacht dat hij zijn verzoek anders had ingekleed, indien het hem niet specifiek te doen was om de akte van beëdiging.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014
176-782.