ECLI:NL:RVS:2014:904

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
201308219/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bestemmingsplan 'Zuiderpark en omgeving' van de gemeente Apeldoorn wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht

Op 12 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Apeldoorn, en de raad van de gemeente Apeldoorn. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Zuiderpark en omgeving', dat op 11 juli 2013 door de raad is vastgesteld. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij bezwaren had tegen de handhaving van de bovengrondse hoogspanningsverbindingen in het zuidelijk deel van het park. Tijdens de zitting op 24 februari 2014 heeft de appellant zijn beroepsgronden met betrekking tot de ondergrondse hoogspanningsverbinding ingetrokken, maar bleef hij zich verzetten tegen de bovengrondse verbindingen.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De Afdeling toetst of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de handhaving van de bovengrondse hoogspanningsverbindingen op korte afstand van woningen en maatschappelijke functies ruimtelijk aanvaardbaar is. Dit gebrek in de motivering leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak resulteert in de vernietiging van het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn voor zover het betreft de plandelen met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. De raad is opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak de nodige aanpassingen in het elektronisch vastgestelde plan door te voeren. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant en het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 maart 2014.

Uitspraak

201308219/1/R2.
Datum uitspraak: 12 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Apeldoorn,
en
de raad van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuiderpark en omgeving" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2014, waar [appellant], in persoon, en bijgestaan door ir. A.J.W. Dros, en de raad vertegenwoordigd door A.A.J. Boogmans en P.A. Tiecken, werkzaam bij de gemeente, zijn gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het bestemmingsplan voorziet onder meer in het ondergronds brengen (het verkabelen) van twee bestaande bovengrondse hoogspanningsverbindingen in het Zuiderpark. In het noordelijk deel van het park is uitsluitend voorzien in de aanleg van de ondergrondse verbinding. In het zuidelijk deel van het park is voorzien in de aanleg van de ondergrondse verbinding en zijn de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbindingen ook als zodanig bestemd. De reden hiervoor is dat ten tijde van de vaststelling van het plan de financiering van het verkabelen van het gehele traject door het Zuiderpark niet was verzekerd. De raad heeft in het zuidelijk deel wel voorzien in het ondergronds brengen van de hoogspanningsverbinding, omdat hij de uitvoering daarvan, zodra financiële middelen daarvoor beschikbaar komen, wil kunnen realiseren.
3. [appellant] heeft ter zitting de beroepsgronden ingetrokken die betrekking hebben op het plandeel met de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning" voor de ondergrondse hoogspanningsverbinding.
4. [appellant] vindt het bezwaarlijk dat het bestemmingsplan voorziet in de handhaving van de bovengrondse hoogspanningsverbinding in het zuidelijk deel. Hij voert daartoe onder meer aan dat de planregeling voor de bovengrondse hoogspanningsverbinding voorziet in de oprichting van opstijgpunten op korte afstand van (woon)bebouwing.
4.1. Ten tijde van de vaststelling van het plan ging de raad ervan uit dat de aan te leggen ondergrondse hoogspanningsverbinding in het zuidelijk deel via opstijgpunten zou worden verbonden met de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding. Hoewel de plaatsen waar deze opstijgpunten zouden worden opgericht globaal bekend waren heeft de raad, aldus de zienswijzenota, met het oog op het behoud van een maximale flexibiliteit ervoor gekozen de locaties niet in het plan vast te leggen.
4.2. Aan de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbindingen in het zuidelijk deel is de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" toegekend.
Ingevolge artikel 11.1 van de planregels zijn gronden met deze bestemming, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
Ingevolge artikel 11.2 mogen op de gronden als bedoeld in artikel 11.1, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd, waaronder in ieder geval begrepen hoogspanningsmasten, bouwwerken ten behoeve van de opgeleiding van hoogspanningskabels en terreinafscheidingen.
4.3. In de zienswijzenota staat dat een opstijgpunt een juk heeft van 22 meter breed dat de kabels ondersteunt in de opgeleiding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding naar een hoogspanningsmast. De planregeling voorziet erin dat deze bouwwerken op elke plaats binnen de plandelen voor de bovengrondse hoogspanningsverbindingen zijn toegestaan. Deze plandelen zijn gesitueerd in een park op korte afstand van enkele tuinen, woningen, gebouwen en terreinen met een maatschappelijke functie. Gelet op de ruimtelijke uitstraling van deze bouwwerken en gelet op de kenmerken van de omgeving waarin deze kunnen worden opgericht is de Afdeling van oordeel dat de raad niet zonder nadere motivering waarom bouwwerken van deze omvang op korte afstand van woon- en maatschappelijke functies ruimtelijk aanvaardbaar zijn, in deze regeling kon voorzien.
Het betoog slaagt.
5. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van de plandelen met de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
6. De Afdeling ziet af van een verdere bespreking van het beroep omdat met de vernietiging van de desbetreffende plandelen het geschil definitief is beslecht. De raad heeft in het verweerschrift en ter zitting gesteld dat inmiddels is voorzien in financiering en aanbesteding van het verkabelen van het gehele tracé. Het plan behoeft dan ook nadat de desbetreffende plandelen zijn vernietigd niet gerepareerd te worden, omdat thans zeker is dat de bovengrondse hoogspanningsverbindingen niet zullen worden gehandhaafd.
7. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
8. De raad dient ten aanzien van [appellant] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Voor het door [appellant] op eigen naam ingediende beroepschrift kan geen vergoeding worden toegekend, ook niet als dit beroepschrift, zoals [appellant] stelt, door of met de hulp van een advocaat is opgesteld. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 augustus 2012 in zaak nr. 201110776/1/A2) wordt ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, gelezen in samenhang met de Bijlage bij dat Besluit, slechts een vergoeding toegekend voor verrichte proceshandelingen. Het opstellen van een beroepschrift vormt als zodanig geen proceshandeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 11 juli 2013, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zuiderpark en omgeving", voor zover het betreft de plandelen met de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding";
III. draagt de raad van de gemeente Apeldoorn op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Apeldoorn tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 181,50 (zegge: honderdeenentachtig euro en vijftig cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente Apeldoorn aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2014
388.