201400783/1/V3.
Datum uitspraak: 28 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant]
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 17 januari 2014 in zaak nr. 14/530 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 6 januari 2014 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 17 januari 2014 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, vangt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de aangevallen uitspraak op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Ingevolge artikel 69, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift één week.
Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb is een hogerberoepschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan één week na afloop van de termijn is ontvangen.
2. In dit geval is de termijn op 24 januari 2014 geëindigd.
3. Op 25 januari 2014 is een fax binnengekomen die buiten de adressering, de datum en het onderwerp uitsluitend blanco bladzijden bevat. De vreemdeling heeft aldus geen hogerberoepschrift per fax ingediend.
Het hogerberoepschrift is per post op 28 januari 2014 ontvangen. Dit hogerberoepschrift is derhalve buiten de termijn bij de Afdeling binnengekomen. Niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep kan in dit geval slechts achterwege blijven, indien het hogerberoepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. De Afdeling hanteert als uitgangspunt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 augustus 2011 in zaak nr. 201011168/1/H3) dat een via PostNL verzonden poststuk in ieder geval wordt geacht tijdig ter post te zijn bezorgd als het de eerste of tweede werkdag na de laatste dag van de beroepstermijn is ontvangen, tenzij op grond van de vaststaande feiten aannemelijk is dat het later dan de laatste dag van de termijn ter post is bezorgd.
De vreemdeling stelt dat het hogerberoepschrift op 24 januari 2014 en daarmee binnen de termijn is verzonden. Vastgesteld wordt dat de enveloppe waarin het hogerberoepschrift is verzonden, is gefrankeerd met een bedrijfsfrankeermachine op 24 januari 2014 en op de tweede werkdag na de laatste dag van de termijn bij de Afdeling is binnengekomen. De op de enveloppe door PostNL aangebrachte poststempel vermeldt de datum 27 januari 2014. In dit geval is bovendien na het einde van de termijn en vóór ontvangst van het hogerberoepschrift per post, eerdergenoemd faxbericht bij de Afdeling binnengekomen waarop staat vermeld dat dit "uitsluitend per telefax" is verzonden. Onder deze omstandigheden acht de Afdeling het niet aannemelijk dat het hogerberoepschrift tijdig ter post is bezorgd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld in verband waarmee redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vreemdeling in verzuim is geweest.
4. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Leeuwen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2014
53-765.