201306892/1/A3.
Datum uitspraak: 12 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 juli 2013 in zaak nr. 12/718 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2012 heeft de minister een aanvraag van [wederpartij] om inschrijving in het register beëdigde tolken en vertalers als tolk en vertaler in de talencombinaties Nederlands - Farsi (Iran) en Nederlands - Dari afgewezen.
Bij besluit van 6 juni 2012 heeft de minister het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juli 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover niet is beslist op de aanvraag tot plaatsing op de uitwijklijst en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv) is er een register voor beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Rbtv).
Ingevolge het derde lid kan de minister een lijst houden waarop de gegevens worden bijgehouden van tolken en vertalers die beschikken over een recente verklaring omtrent het gedrag en die wegens het ontbreken van opleidingen of het ontbreken van onafhankelijke deskundigen die de kennis kunnen toetsen, niet kunnen aantonen te beschikken over de vereiste competenties taalvaardigheid in de bron- of de doeltaal of kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal. De minister kan een instelling aanwijzen die deze lijst bijhoudt.
Ingevolge artikel 5 van het Besluit beëdigde tolken en vertalers wordt voor de aanvraag tot inschrijving in het register gebruik gemaakt van een daartoe ter beschikking gesteld formulier
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Regeling aanwijzing bewerker en mandaat register beëdigde tolken en vertalers van 9 december 2008 (Stcrt. 2008, 250) heeft de minister de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch aangewezen als de instelling die de lijst bijhoudt, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wbtv (hierna: de uitwijklijst).
Voor de beoordeling van aanvragen tot plaatsing op de uitwijklijst, ten tijde hier van belang, is het Besluit Uitwijklijst Wbtv van 22 december 2011 (Stcrt. 2012, 2640; hierna: Besluit uitwijklijst) vastgesteld.
Volgens artikel 2 wordt een verzoek tot plaatsing op de uitwijklijst ingediend door middel van het daartoe bestemde formulier "plaatsing uitwijklijst" of door middel van het formulier "inschrijving Rbtv en plaatsing uitwijklijst", te vinden op www.bureaubtv.nl.
2. De rechtbank heeft overwogen dat [wederpartij] uit de formulering van het door haar gebruikte aanvraagformulier van 28 januari 2012, gelezen in samenhang met de ontvangstbevestiging van dit aanvraagformulier, mocht afleiden dat dit formulier ook was bestemd om plaatsing op de uitwijklijst aan te vragen. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de minister niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de aanvraag van [wederpartij] via de website www.bureaubtv.nl een aanvraagformulier beschikbaar was dat inhoudelijk afwijkt van het formulier dat [wederpartij] heeft ingevuld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de aanvraag van 28 januari 2012 niet ziet op plaatsing op de uitwijklijst.
3. De minister betoogt dat de rechtbank, door aldus te overwegen, ten onrechte het beroep in zoverre gegrond heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat [wederpartij] geen aanvraag tot plaatsing op de uitwijklijst in de zin van afdeling 4.1.1. van de Awb heeft gedaan. [wederpartij] heeft voor haar aanvraag gebruik gemaakt van het formulier inschrijving Rbtv. Haar begeleidende brief spreekt uitsluitend over inschrijving in het Rbtv. Eerst in beroep heeft [wederpartij] aangevoerd dat ten onrechte niet is beoordeeld of zij kan worden geplaatst op de uitwijklijst, aldus de minister.
4. In artikel 2 van het Besluit uitwijklijst staat vermeld dat een aanvraag tot plaatsing op de uitwijklijst kan worden ingediend door middel van een formulier "plaatsing uitwijklijst" of het formulier "inschrijving Rbtv en plaatsing uitwijklijst". Op het door [wederpartij] ingediende aanvraagformulier van 28 januari 2012 staat vermeld "inschrijving Rbtv". Hieruit volgt dat [wederpartij] geen aanvraag tot plaatsing op de uitwijklijst heeft ingediend door middel van een daartoe bestemd aanvraagformulier, doch slechts een aanvraag om inschrijving in het Rbtv. Voorts is de aanvraag voorzien van een begeleidende brief van 28 januari 2012 waarin staat vermeld: "Hierbij wil ik me graag laten inschrijven als tolk-vertaler bij het Rbtv." Deze brief biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel van de rechtbank dat de aanvraag mede betrekking heeft op plaatsing op de uitwijklijst. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om te zorgen dat de aanvraag aan de wettelijke voorschriften voldoet en volledig is. Het lag dan ook op de weg van [wederpartij] om van het juiste aanvraagformulier gebruik te maken. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk was.
De minister heeft de aanvraag van 28 januari 2012 bevestigd bij schrijven van 2 februari 2012. In deze brief staat vermeld "Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw verzoek tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers en/of plaatsing op de uitwijklijst." Uit de formulering en/of volgt niet dat [wederpartij] een aanvraag heeft ingediend om inschrijving in het Rbtv en plaatsing op de uitwijklijst.
Gelet op het bovenstaande heeft [wederpartij] op 28 januari 2013 alleen een aanvraag om inschrijving in het Rbtv ingediend. Reeds gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte het beroep gegrond verklaard, zodat het betoog slaagt. Hetgeen de minister overigens heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover aangevallen. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 6 juni 2012 van de minister alsnog ongegrond verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van de minister van Veiligheid en Justitie gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 juli 2013 in zaak nr. 12/718, voor zover het beroep gegrond is verklaard voor zover niet is beslist op het verzoek [wederpartij] tot plaatsing op de uitwijklijst;
III. verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2014
176-798.