201302173/1/A2, 201302178/1/A2 en 201302180/1/A2.
Datum uitspraak: 12 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
[appellante], wonend te Den Haag,
appellante,
tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2013 in zaken nrs. 12/7741, 12/7743, 12/7744 en 12/7745, in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 21 januari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellante] verstrekte voorschotten kinderopvangtoeslag over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 herzien en op nihil gesteld.
Bij besluit van 5 juli 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellante] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij onderscheiden uitspraken van 22 januari 2013 heeft de rechtbank de door [appellante] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 5 juli 2012 vernietigd, de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraken in de plaats van het besluit van 5 juli 2012 treden. De rechtbank heeft voorts de verzoeken om een proceskostenveroordeling afgewezen. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraken heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting gevoegd behandeld op 3 februari 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.P. Santokhi, is verschenen.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft de afzonderlijke hoger beroepen gevoegd behandeld, wegens de onderlinge samenhang ervan.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten een verklaring voor eensluidendheid aan de afschriften van de uitspraken te hechten.
2.1. De mondelinge uitspraken van 22 januari 2013 zijn gedaan door een enkelvoudige kamer. De processen-verbaal zijn ondertekend door de behandelend rechter en griffier. De processen-verbaal zijn derhalve opgesteld in overeenstemming met artikel 8:11, gelezen in samenhang met artikel 8:67, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 april 2013, in zaak nr. 201210866/1/A3) volgt uit deze bepalingen noch uit enig andere bepaling, dat een verklaring van eensluidendheid in een proces-verbaal van een mondelinge uitspraak vereist is.
Het betoog faalt.
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken om een proceskostenveroordeling moeten worden afgewezen, omdat doel noch activiteiten van de Stichting Gemeenschappelijke Organisatie Dienen, waarvan Santokhi de voorzitter is, zijn gericht op het verlenen van beroepsmatige rechtsbijstand.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat zij rechtsbijstand heeft gehad van Santokhi en daarvoor een vergoeding heeft betaald. De hoedanigheid van de stichting waar deze gemachtigde aan verbonden is doet niet ter zake, aldus [appellante].
4.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De machtiging die [appellante] aan de rechtbank heeft overgelegd, vermeldt dat zij mr. M.P. Santokhi heeft gemachtigd om haar in de voorliggende zaken in rechte te vertegenwoordigen en bij te staan. De rechtbank is er derhalve ten onrechte van uit gegaan dat de stichting als gemachtigde van [appellante] optrad.
Santokhi is juridisch geschoold. Voorts ontvangt hij een vergoeding van de stichting voor de door hem verrichte rechtsbijstand en voorziet daarmee in zijn levensonderhoud. Gelet daarop is aannemelijk dat hij de rechtsbijstand beroepsmatig verleent. [appellante] heeft onweersproken gesteld dat zij ten behoeve van de rechtsbijstand die Santokhi aan haar heeft verleend, een nota heeft ontvangen. Derhalve moet worden aangenomen dat zij kosten heeft gemaakt.
Het betoog slaagt.
5. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden vernietigd, voor zover aangevallen.
6. De Belastingdienst/Toeslagen dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2013 in zaken nrs. 12/7741, 12/7743, 12/7744, 12/7745, voor zover zij de verzoeken om een proceskostenveroordeling heeft afgewezen;
III. veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van de beroepen en de hoger beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.922,00 (zegge: tweeduizend negenhonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 239,00 (zegge: tweehonderdnegenendertig euro) voor de behandeling van de hoger beroepen vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2014
362-729.