201301290/1/A3.
Datum uitspraak: 12 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Echten, gemeente Lemsterland, thans: gemeente De Friese Meren,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 januari 2013 in zaak nr. 11/2020 in het geding tussen:
[appellant]
en
de hoofdbewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2011 heeft de hoofdbewaarder [appellant] in kennis gesteld van een wijziging van de kadastrale gegevens betreffende het perceel [locatie] te Echten met kadastrale aanduiding Oosterzee […].
Bij besluit van 13 juli 2011 heeft de hoofdbewaarder het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 januari 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 juli 2011 vernietigd en bepaald dat de rechtgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De hoofdbewaarder heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2014, waar de hoofdbewaarder, vertegenwoordigd door mr. M.I. Mollee-ten Hoor, werkzaam bij de Dienst voor het Kadaster en de openbare registers, is verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de gemeente De Friese Meren, vertegenwoordigd door mr. A. Daan, werkzaam bij de gemeente, verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Kadasterwet wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
(…);
- authentiek gegeven: in een basisregistratie opgenomen gegeven dat bij wettelijk voorschrift als authentiek is aangemerkt;
- basisregistratie: verzameling gegevens, waarvan bij wet is bepaald dat deze een basisregistratie vormt;
(…);
- brondocument:
1°. in de openbare registers ingeschreven of anderszins door de Dienst gehouden document, of
2°. besluit of gewaarmerkt afschrift daarvan;
(…);
- kadastrale grens: op basis van inlichtingen van belanghebbenden en met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in artikel 50, door de Dienst vastgestelde grens tussen percelen;
- kadastrale grootte: indicatieve omvang van een perceel, berekend door de Dienst;
- kadastrale kaart: kadastrale kaart als bedoeld in artikel 48, derde lid;
(…);
- perceel: kadastraal geïdentificeerd en met kadastrale grenzen begrensd deel van het Nederlands grondgebied;
(…).
Ingevolge artikel 7f, eerste lid, bevatten de basisregistraties kadaster en topografie authentieke gegevens krachtens een wet.
Ingevolge het tweede lid zijn, onverminderd artikel 48, vierde lid, de in de basisregistratie kadaster opgenomen gegevens, bedoeld in artikel 48, tweede lid, onderdelen a tot en met d, en derde lid, onderdelen a tot en met c, authentieke gegevens.
Ingevolge artikel 7j, eerste lid, draagt het bestuur van de Dienst er zorg voor dat de weergave van een krachtens deze wet in de basisregistratie kadaster opgenomen authentiek gegeven overeenstemt met dat gegeven, als opgenomen in het betreffende brondocument of, ingeval een vorenbedoeld authentiek gegeven wordt afgeleid uit een brondocument, dat dat authentieke gegeven juist en volledig daaruit is afgeleid.
Ingevolge artikel 7s, eerste lid, herstelt de Dienst, indien hij constateert dat de weergave van een authentiek gegeven als bedoeld in artikel 7f, tweede lid, of 7g, eerste lid, in de basisregistratie kadaster niet in overeenstemming is met dat gegeven, als opgenomen in een brondocument of, ingeval een authentiek gegeven wordt afgeleid uit een brondocument, dat gegeven niet juist en volledig daaruit is afgeleid, ambtshalve dat gegeven in die basisregistratie.
Ingevolge artikel 7t, eerste lid, kan een belanghebbende, indien hij gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen.
Ingevolge artikel 48, eerste lid, ontsluit de basisregistratie kadaster de openbare registers door middel van:
a. de kadastrale aanduiding van een onroerende zaak en van een appartementsrecht, en
b. de naam van de eigenaar van, of beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak, met uitzondering van de rechthebbende op een erfdienstbaarheid.
Ingevolge het tweede lid bevat de basisregistratie kadaster:
a. de kadastrale aanduiding van onroerende zaken en van appartementsrechten;
(…);
d. de kadastrale grootte van een perceel;
(…).
Ingevolge het derde lid bevat de basisregistratie kadaster voorts de landelijke kadastrale kaart. Die kaart is toegankelijk door middel van een coördinaat in het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52, of door middel van de kadastrale aanduiding van een perceel. De landelijke kadastrale kaart bevat:
a. de afbeelding van de kadastrale grenzen van een perceel, weergegeven in het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52;
b. de kadastrale aanduiding van een perceel;
c. de rijksgrens en de grens van een provincie of gemeente;
(…).
Ingevolge artikel 56b, eerste lid, kan een belanghebbende, tenzij het betreft een beschikking als bedoeld in artikel 71, 72 of 78, eerste lid, bezwaar maken tegen een beschikking inzake de bijwerking, vastgesteld krachtens hoofdstuk 4, nadat die bijwerking is voltooid.
1.1. Bij artikel 95, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: Wilg), in werking getreden op 1 januari 2007, is de Landinrichtingswet ingetrokken. Ingevolge artikel 95, tweede lid, van de Wilg, blijft de Landinrichtingswet van toepassing op landinrichtingsprojecten die reeds in voorbereiding of in uitvoering zijn. Die situatie doet zich hier voor. Voor zover nodig, dient het voorgelegde geschil aan de hand van de Landinrichtingswet en daarop gebaseerde regelgeving te worden beoordeeld.
1.2. Ingevolge artikel 1 van de Landinrichtingswet wordt in deze wet verstaan onder:
(…);
- blok: een geheel van in een herverkaveling begrepen onroerende zaken;
- herverkaveling: de samenvoeging, verkaveling en verdeling van onroerende zaken met toepassing van Hoofdstuk VII.
Ingevolge artikel 15, derde lid, kan herverkaveling van het in te richten gebied in één of meer blokken plaatsvinden.
Ingevolge artikel 196, eerste lid, ontwerpt de landinrichtingscommissie met betrekking tot ieder blok een plan van toedeling.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, bevat het plan van toedeling onder meer de kavelindeling.
Ingevolge artikel 208, tweede lid, geldt de akte van toedeling als titel voor de daarin omschreven rechten. Door de inschrijving van de akte in de openbare registers worden de daarin omschreven onroerende zaken en beperkte rechten verkregen.
Ingevolge het vijfde lid, zendt de bewaarder van het kadaster en de openbare registers zo spoedig mogelijk per brief aan elke eigenaar van, alsmede aan elke beperkt gerechtigde met betrekking tot de onroerende zaak een kennisgeving van het resultaat van de bijhouding van de kadastrale registratie die op grond van de inschrijving van de akte plaatsvindt. De brief vermeldt de dag van de verzending alsmede de in de kadastrale registratie vermeld staande gegevens omtrent de rechten, de rechthebbenden, als bedoeld in de Kadasterwet, de grootte en de kadastrale aanduiding van de onroerende zaak, waarop de kennisgeving betrekking heeft. De artikelen 56b tot en met 56e van de Kadasterwet zijn niet van toepassing op de in de eerste zin bedoelde bijhouding.
2. Bij besluit van 22 april 2011 heeft de hoofdbewaarder [appellant] in kennis gesteld van een wijziging van de oppervlakte van het perceel [locatie] te Echten met kadastrale aanduiding [...] (hierna: het perceel). Hij heeft overwogen dat, als gevolg van een nieuwe en nauwkeurige methode van berekening, de nieuwe oppervlakte van het perceel 13 are en 35 centiare is. De grenzen van het perceel zijn gelijk gebleven, aldus de hoofdbewaarder.
Bij het besluit van 13 juli 2011 heeft de hoofdbewaarder het besluit van 22 april 2011 gehandhaafd. Daartoe heeft hij overwogen dat naar aanleiding van een grensreconstructie van 5 april 2011 is gebleken dat de berekende kadastrale oppervlakte niet juist was. Gelet op artikel 7s van de Kadasterwet is hij verplicht dit authentieke gegeven te herstellen, aldus de hoofdbewaarder.
Bij brief van 1 november 2011 heeft de hoofdbewaarder de motivering van het besluit van 13 juli 2011 aangevuld. Volgens de hoofdbewaarder zijn de grenzen van het perceel destijds vastgelegd in het relaas van bevindingen Oosterzee sectie […], archiefnummer […]. Vervolgens is het perceel betrokken geweest bij een ruilverkaveling. Bij die ruilverkaveling was het uitgangspunt volgens de hoofdbewaarder dat de kadastrale grenzen van de bij de verkaveling betrokken percelen niet zouden wijzigen. Met betrekking tot het perceel van [appellant] heeft de ruilverkaveling ook niet geleid tot een wijziging van de kadastrale grenzen. Voor het verloop van de kadastrale grenzen en de uitvoering van een grensreconstructie zijn de ontstaansveldwerken van de ingebrachte percelen bepalend, aldus de hoofdbewaarder. Verder heeft de hoofdbewaarder overwogen dat op 5 april 2011 op verzoek van de toenmalige gemeente Lemsterland een grensreconstructie heeft plaatsgevonden, waarbij de noord- en oostgrens van het perceel zijn gereconstrueerd, zoals weergegeven op het veldwerk Oosterzee sectie […], archiefnummer […]. De landmeter heeft bij die reconstructie geconstateerd dat de kadastrale grenzen niet correct op de kadastrale kaart waren weergegeven. Het herstel van de kaartering van de kadastrale kaart heeft plaatsgevonden na deze grensreconstructie, hetgeen ertoe heeft geleid dat de oppervlakte van het perceel opnieuw is berekend en is vastgesteld op 13 are en 35 centiare. De grenzen en oppervlakten van het perceel zijn niet feitelijk, maar slechts registratief gewijzigd, aldus de hoofdbewaarder.
3. De rechtbank heeft overwogen dat de gevolgen van de ruilverkaveling voor de kadastrale grenzen zijn neergelegd in het "Overzichtsveldwerk ruilverkaveling Echtener en Groote Veenpolder" (hierna: het Overzichtsveldwerk). De rechtbank heeft uit dat document afgeleid dat geen nieuwe grenzen zijn ontstaan en dat het perceel als gevolg van de ruilverkaveling niet is gewijzigd. Volgens de rechtbank heeft [appellant] voorts niet betwist dat de bij het besluit van 22 april 2011 aangebrachte wijzigingen in de kadastrale kaart en de oppervlakte van het perceel in overeenstemming zijn met het brondocument, te weten het ontstaansveldwerk uit 1969. Nu de vóór het besluit van 22 april 2011 in de basisadministratie kadaster opgenomen kadastrale kaart en oppervlakte niet in overeenstemming waren met het ontstaansveldwerk, is de hoofdbewaarder terecht op de voet van artikel 7s, eerste lid, van de Kadasterwet overgegaan tot herstel van deze authentieke gegevens in de basisadministratie kadaster, aldus de rechtbank.
De rechtbank heeft evenwel geoordeeld dat het besluit van 13 juli 2011 niet is voorzien van een deugdelijke motivering, aangezien de hoofdbewaarder eerst bij brief van 1 november 2011 heeft overwogen dat het herstel van authentieke gegevens is gebaseerd op de tijdens de reconstructie van de noord- en oostgrens van het perceel gedane constatering dat de kadastrale kaart en de oppervlakte van het perceel niet in overeenstemming zijn met de grenzen van het perceel, zoals vastgesteld bij het ontstaansveldwerk 1969. De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat de hoofdbewaarder het bezwaar ten onrechte ongegrond heeft verklaard, als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb. Zij heeft daarom het besluit van 13 juli 2011 wegens strijd met de artikelen 7:12 en 7:3, aanhef en onder b, van de Awb vernietigd. Zij heeft evenwel aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
4. Voor zover de hoofdbewaarder in verweer heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij het bezwaar ten onrechte ongegrond heeft verklaard, zonder [appellant] in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, overweegt de Afdeling het volgende. Op 1 juli 2013 zijn de artikelen 8:110 tot en met 8:112 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in werking getreden (Stb. 2013, 258). Nu de aangevallen uitspraak echter vóór deze dag is bekendgemaakt, zijn deze bepalingen niet op het hoger beroep van toepassing.
De Awb, zoals deze luidde tot 1 juli 2013, noch de Wet op de Raad van State biedt grondslag voor het instellen van incidenteel hoger beroep. Hoger beroep diende te worden ingesteld binnen de daartoe gestelde termijn. Nu de hoofdbewaarder dat heeft nagelaten, is de aangevallen uitspraak voor zover de hoofdbewaarder eerst in verweer, ruim na ommekomst van die termijn, het onderhavige oordeel van de rechtbank heeft bestreden, onaantastbaar geworden, zodat aan dit betoog van de hoofdbewaarder voorbij moet worden gegaan.
5. [appellant] komt op tegen het oordeel van de rechtbank voor zover zij de rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar van 13 juli 2011 in stand heeft gelaten.
Hij voert daartoe in de eerste plaats aan dat uit de door de hoofdbewaarder op 15 februari 2012 aan de rechtbank verzonden stukken volgt dat een grensreconstructie heeft plaatsgevonden in opdracht van de gemeente Lemsterland. De hoofdbewaarder heeft gelet daarop toepassing gegeven aan artikel 7t van de Kadasterwet en niet aan artikel 7s van de Kadasterwet. De rechtbank heeft dat ten onrechte niet onderkend, aldus [appellant].
5.1. Uit de gedingstukken volgt dat de toenmalige gemeente Lemsterland, in verband met de verkoop van het aan het perceel van [appellant] grenzende perceel dat bij haar in eigendom was, aan het Kadaster opdracht heeft verstrekt een grensreconstructie te verrichten. Het resultaat van die grensreconstructie is neergelegd in het ‘Relaas van bevindingen’ opgemaakt op 5 april 2011. De hoofdbewaarder heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat bij deze grensreconstructie aan het licht is gekomen dat het in het kadaster neergelegde authentieke gegeven aangaande het perceel van [appellant] onjuist was en diende te worden hersteld. Naar het oordeel van de Afdeling is de hoofdbewaarder onder deze omstandigheden, anders dan [appellant] betoogt, ambtshalve overgegaan tot herstel van dat authentieke gegeven, als bedoeld in artikel 7s van de Kadasterwet. Het enkele feit dat de toenmalige gemeente Lemsterland de opdracht heeft verstrekt over te gaan tot een grensreconstructie, betekent niet dat hiermee een verzoek is gedaan als bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet.
Het betoog faalt.
6. Vervolgens betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat de titelzuiverende werking van de akte van toedeling zich verzet tegen toepassing van artikel 7s, eerste lid, van de Kadasterwet. Uit artikel 208, tweede lid, van de Landinrichtingswet volgt dat het plan van toedeling als titel geldt voor de daarin omschreven rechten en dat door de inschrijving van de akte in de Openbare Registers de daarin omschreven onroerende zaken en beperkte rechten worden verkregen. Deze titelzuiverende werking is aan de akte van toedeling toegekend, zodat de daarin omschreven rechten onaantastbaar worden, aldus [appellant].
De rechtbank is er verder ten onrechte aan voorbijgegaan dat na het passeren van de akte van toedeling een bijwerking van de kadastrale registratie plaatsvindt op grond van de artikelen 53 en verdere van de Kadasterwet. Op grond van artikel 56b van de Kadasterwet kan een belanghebbende bezwaar maken tegen een besluit inzake die bijwerking. [appellant] noch zijn buurvrouw dan wel haar rechtsvoorganger, de toenmalige gemeente Lemsterland, hebben bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Volgens [appellant] staat de bijwerking in het kadaster naar aanleiding van de akte van toedeling dan ook in rechte vast en kan de hoofdbewaarder niet terugkomen op zijn besluit tot bijwerking.
[appellant] betoogt dat uit de titelzuiverende werking van de akte van toedeling, bezien in combinatie met een in rechte vaststaande bijwerking, volgt dat het brondocument uit 1969 wel in overeenstemming moet zijn met het authentieke gegeven als bedoeld in artikel 7f van de Kadasterwet. De rechtbank heeft in dit verband miskend dat het in dit geval gaat om rechtens compleet ‘nieuwe’ authentieke gegevens, aldus [appellant].
Hij betoogt vervolgens dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voor de reconstructie van de grenzen moet worden teruggegrepen op de ontstaansveldwerken uit 1969. Het brondocument waaraan de grenzen dienen te worden ontleend, is het Overzichtsveldwerk en niet het ontstaansveldwerk. Het effect van de titelzuiverende werking is volgens [appellant] namelijk dat de oudere brondocumenten, in dit geval de ontstaansveldwerken uit 1969, worden vervangen door het Overzichtsveldwerk. De motivering van de rechtbank leidt tot de ongerijmde gevolgtrekking dat, waar wordt toegedeeld overeenkomstig oude kadastrale grenzen, geen originaire verkrijging plaatsvindt, en waar wordt toegedeeld overeenkomstige nieuw in de ruilverkaveling gevormde grenzen, wel originaire verkrijging plaatsvindt, aldus [appellant].
Daarbij betoogt [appellant] voorts dat hij betwist dat bij de opmeting in 1969 een fout zou zijn gemaakt bij de opname van de grenzen van het perceel in het kadaster.
6.1. Het perceel van [appellant] is in 2008 betrokken geweest bij een ruilverkaveling. De resultaten van die ruilverkaveling zijn neergelegd in de akte van toedeling "Echtener en Groote Veenpolders" van 20 februari 2008. Uit die akte van toedeling volgt, zoals de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat aan [appellant] de kavel met nr. 010.105 is toebedeeld en dat deze kavel correspondeert met het perceel. In het kader van de ruilverkaveling, zijn de nieuwe grenzen neergelegd in het Overzichtsveldwerk.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is in het Overzichtsveldwerk opgenomen dat van de nieuwe grenzen in de Ruilverkaveling de veldwerknummers in rood zijn aangegeven bij de betreffende grenzen. De overige zwarte grenzen zijn volgens het Overzichtsveldwerk overgenomen oude kadastrale grenzen uit de landelijke kaartinformatie (LKI) of overgenomen van de topografie uit de grootschalige basiskaart Nederland (GBKN). Voor reconstructie van niet gewijzigde percelen moet worden teruggegrepen op de ontstaansveldwerken van de oude percelen, aldus het Overzichtsveldwerk. De rechtbank heeft in dit verband overwogen dat de hoofdbewaarder zich op het standpunt mocht stellen dat uit het Overzichtsveldwerk van de ruilverkaveling volgt dat de grenzen van het perceel van [appellant] niet zijn gewijzigd. [appellant] heeft dit oordeel van de rechtbank niet gemotiveerd betwist. De rechtbank heeft voorts op goede gronden overwogen dat de hoofdbewaarder zich op het standpunt mocht stellen dat, nu de grenzen van het perceel bij de ruilverkaveling niet zijn gewijzigd, gelet op het Overzichtsveldwerk en hetgeen is bepaald in de akte van toedeling van 20 februari 2008, voor het bepalen van de grenzen van het perceel dient te worden teruggegrepen op het oorspronkelijke veldwerk uit 1969. Het betoog van [appellant] dat de grenzen van het perceel dienen te worden afgeleid uit het brondocument, zijnde het Overzichtsveldwerk, leidt niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, omdat volgens dat Overzichtsveldwerk nu juist dient te worden teruggegrepen op het ontstaansveldwerk. Zoals de rechtbank tevens terecht heeft overwogen, volgt hieruit ook dat uit de ‘vastgoed registratie landinrichting’ niet kan worden afgeleid dat de kadastrale grenzen zijn gewijzigd, noch dat na de ruilverkaveling, gelet op artikel 48, tweede lid, aanhef en onder d, van de Kadasterwet, een wijziging van oppervlakte heeft plaatsgevonden in de basisregistratie kadaster, zoals [appellant] betoogt.
[appellant] heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de bij besluit van 22 april 2011 doorgevoerde wijzigingen van de kadastrale grens op de kadastrale kaart en van de oppervlakte van het perceel niet in overeenstemming zijn met het ontstaansveldwerk uit 1969. De rechtbank heeft dan ook op goede gronden geoordeeld dat de hoofdbewaarder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de in geding zijnde in de basisregistratie kadaster opgenomen authentieke gegevens niet juist uit het brondocument zijn afgeleid. De hoofdbewaarder was dan ook, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, gelet op artikel 7s van de Kadasterwet gehouden die gegevens te herstellen. Geen grond bestaat voor het oordeel dat de hoofdbewaarder geen belang had bij het ambtshalve herstel van de in geding zijnde authentieke gegevens, zodat het betoog van [appellant] dienaangaande faalt. Dat de bijhouding van het kadaster naar aanleiding van de ruilverkaveling in rechte vast zou staan, omdat geen van de belanghebbenden bezwaar heeft gemaakt op grond van artikel 56b van de Kadasterwet en de hoofdbewaarder om die reden niet over mocht gaan tot ambtshalve herstel van de in geding zijnde authentieke gegevens, leidt niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Ingevolge artikel 208, vijfde lid, van de Landinrichtingswet is artikel 56b van de Kadasterwet niet van toepassing bij een bijhouding in de zin van artikel 208, vijfde lid, eerste zin, van de Landinrichtingswet.
De Afdeling overweegt in dit verband dat het betoog van [appellant] dat de titelzuiverende werking van de ruilverkaveling zich tegen toepassing van artikel 7s van de Kadasterwet verzet, faalt. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen en ter zitting van de Afdeling door de hoofdbewaarder nogmaals is bevestigd, zijn de grenzen van het perceel feitelijk niet gewijzigd als gevolg van de ruilverkaveling dan wel een grenscorrectie, maar is de weergave van die grenzen op de kadastrale kaart registratief aangepast.
Het betoog van [appellant] dat het in stand laten van de rechtsgevolgen van het besluit van 13 juli 2011 strijd oplevert met artikel 1 van het Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, omdat hij als gevolg van de wijziging in het kadaster 120 m² aan oppervlakte zou zijn verloren, leidt gelet op het voorgaande evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. R.F.B. van Zutphen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Grimbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Grimbergen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2014
581.