ECLI:NL:RVS:2014:729
Raad van State
- Wraking
- P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in bestuursrechtelijke zaken
Op 18 februari 2014 heeft verzoeker, wonend te Hoofddorp, een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. J.E.M. Polak, mr. R.W.L. Loeb en mr. B.J. van Ettekoven, die belast waren met de behandeling van de zaken 201302028/1/A3 en 201302192/1/A3. De wraking werd aangevraagd op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat verzoeker meende dat de onpartijdigheid van de rechters in het geding was. Tijdens de zitting werd verzoeker gehoord, maar de staatsraden maakten geen gebruik van hun recht om te worden gehoord.
Verzoeker voerde twee gronden aan voor de wraking. Ten eerste stelde hij dat de staatsraden de door hem meegebrachte getuige niet wilden horen, terwijl hij deze getuige cruciaal achtte voor de beoordeling van zijn zaken. Ten tweede was verzoeker van mening dat de zaken ten onrechte inhoudelijk ter zitting werden behandeld voordat de klachtadviescommissie een bindend advies had uitgebracht over een klacht die hij had ingediend. Hij betoogde dat dit de waarde van het advies illusoir maakte.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen procesbeslissingen. De beslissing om de getuige niet te horen en de zitting door te laten gaan, zijn procesbeslissingen die niet ter beoordeling in een wrakingsprocedure kunnen staan. Verzoeker kan zijn standpunt over deze beslissingen aan de orde stellen tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaken zelf.
De Afdeling concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de staatsraden konden onderbouwen. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen en de leden mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. B. Nell, ambtenaar van staat. De uitspraak vond plaats op 21 februari 2014.