ECLI:NL:RVS:2014:704

Raad van State

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
201401212/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schrapping van kandidatenlijst voor gemeenteraadsverkiezingen Nuenen, Gerwen en Nederwetten

In deze zaak gaat het om het beroep van twee kandidaten, aangeduid als [appellante] (v) en [appellant] (m), tegen het besluit van het centraal stembureau van 7 februari 2014. Dit besluit hield in dat de kandidaten van de kandidatenlijst van de Partij van de Arbeid (P.v.d.A.) voor de gemeenteraadsverkiezingen in Nuenen, Gerwen en Nederwetten op 19 maart 2014, werden geschrapt. De kandidaten hadden niet voldaan aan de vereisten van de Kieswet, specifiek artikel H 9, dat voorschrijft dat bij de kandidatenlijst een schriftelijke verklaring van iedere kandidaat moet worden overgelegd, waarin deze instemt met zijn kandidaatstelling. Daarnaast diende er een kopie van een identiteitsbewijs te worden ingediend, wat in dit geval niet correct was gedaan. Tijdens de zitting op 14 februari 2014 werd vastgesteld dat de kandidaten een kopie van een reisdocument hadden overgelegd, maar dat het burgerservicenummer (BSN) onleesbaar was gemaakt. Het centraal stembureau had hen de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen, maar dit was niet gebeurd. De kandidaten voerden aan dat zij hun BSN hadden afgeschermd om misbruik van persoonsgegevens te voorkomen en boden aan om in persoon op het stembureau te verschijnen. De Afdeling oordeelde echter dat het niet aan de kandidaten was om gegevens van een identiteitsbewijs af te schermen en dat het centraal stembureau terecht had besloten tot schrapping van hun namen van de kandidatenlijst. De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

201401212/1/A2.
Datum uitspraak: 14 februari 2014 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [appellanten], wonend te Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
appellanten, en het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Nuenen, Gerwen en Nederwetten
verweerder. Openbare zitting gehouden op 14 februari 2014 om 11:00 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. H. Troostwijk voorzitter
Staatsraad mr. A.W.M. Bijloos lid
Staatsraad mr. C.J. Borman rapporteur ambtenaar van staat mr. M.R. Poot
jurist mr. M. Rijsdijk griffier Verschenen:
[appellanten], in persoon;
Het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. B.A.P.M. Achterbergh, werkzaam bij de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten.
De Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. J.P. Alspeer, werkzaam aldaar. Het beroep richt zich tegen het besluit van het centraal stembureau van 7 februari 2014, waarbij het de kandidaten "[appellante] (v)" en "[appellant] (m)" heeft geschrapt van de kandidatenlijst van de Partij van de Arbeid (P.v.d.A.) voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten op woensdag 19 maart 2014. De Afdeling:
verklaart het beroep ongegrond. Daartoe overweegt de Afdeling het volgende. Ingevolge artikel H 9, eerste lid, van de Kieswet wordt bij de lijst overgelegd een schriftelijke verklaring van iedere daarop voorkomende kandidaat dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op deze lijst voor de kieskring of de kieskringen waarvoor zij is ingeleverd.
Ingevolge het derde lid wordt bij de lijst van iedere kandidaat die geen zitting heeft in het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, tevens een kopie van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht overgelegd. Indien van een dergelijke kandidaat een kopie van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ontbreekt, wordt de verklaring van instemming van de betreffende kandidaat geacht te ontbreken. Ingevolge artikel I 6, eerste lid, aanhef en onder b, schrapt het centraal stembureau van de lijst voor een kieskring de naam van de kandidaat van wie niet is overgelegd de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst voor deze kieskring. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht worden als documenten waarmee in bij de wet aangewezen gevallen de identiteit van personen kan worden vastgesteld, aangewezen:
1˚ een geldig reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b, c, d, e en g, of een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet;
[…]
4˚ een geldig rijbewijs. Volgens het proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau die overeenkomstig artikel I 4 van de Kieswet op vrijdag 7 februari 2014 om 16:00 uur is gehouden, heeft het centraal stembureau tijdens de zitting als bedoeld in artikel I 1 van de Kieswet op 4 februari 2014 geconstateerd dat met betrekking tot de kandidaten "[appellante] (v)" en "[appellant] (m)" een kopie van een reisdocument is overgelegd, waarop het burgerservicenummer (hierna: BSN) onleesbaar is gemaakt. Omdat het verzuim volgens het centraal stembureau op 7 februari 2014 ondanks de daartoe geboden gelegenheid niet was hersteld, heeft het centraal stembureau de namen van die kandidaten van de kandidatenlijst geschrapt. Uit het proces-verbaal blijkt dat de kandidaten op 7 februari 2014 geen volledig legitimatiebewijs hadden overgelegd. [appellanten] betogen dat zij hun BSN, overeenkomstig advies van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op hun legitimatiebewijzen hebben afgeschermd om misbruik van persoonsgegevens te voorkomen. Zij voeren aan dat, voor zover het centraal stembureau het BSN al nodig zou hebben voor het vaststellen van hun identiteit, zij hebben aangeboden om in persoon op het stembureau te verschijnen. Artikel H 9, derde lid, van de Kieswet vereist dat iedere kandidaat die geen zitting heeft in het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, een kopie van een identiteitsbewijs overlegt als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Het is niet aan kandidaten om gegevens van een identiteitsbewijs af te schermen bij het overleggen van een door de wet vereiste kopie daarvan. Het centraal stembureau heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat [appellanten], door op de kopie van het paspoort het BSN door te strepen en in de hersteltermijn een kopie waarop slechts één zijde van een rijbewijs staat afgebeeld over te leggen, geen volledige kopieën van een identiteitsbewijs hebben overgelegd. Met het aanbod van [appellanten] om in persoon op het stembureau te verschijnen, voldoen zij evenmin aan dat vereiste. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. w.g. Troostwijk w.g. Poot
Voorzitter ambtenaar van staat 362-705.