ECLI:NL:RVS:2014:672
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Bestemmingsplan Kerkelanden en de mogelijkheden voor woninguitbreiding
Op 12 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Hilversum het bestemmingsplan "Kerkelanden" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellante, wonend te Hilversum, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 5 februari 2014, waar de appellante werd bijgestaan door mr. A.M.H. Dellaert van SRK Rechtsbijstand, en de raad werd vertegenwoordigd door P. Kennes en G. Ruighaver van de gemeente Hilversum.
Tijdens de zitting trok de appellante haar beroepsgrond in dat de raad in de zienswijzennota niet op haar ingebrachte zienswijze is ingegaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die nodig zijn voor een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend en beoordeelt of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
De appellante richtte haar beroep op de vraag of zij beperkt wordt in de mogelijkheid om haar woning aan de achtergevel uit te breiden. De raad stelde dat het plan geen beperking van de bouwmogelijkheden oplevert. De Afdeling concludeert dat het bestemmingsplan geen afbreuk doet aan de wettelijke regeling van het Besluit omgevingsrecht, dat bepaalt dat voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied geen omgevingsvergunning nodig is, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De Afdeling oordeelt dat het plan op dit punt niet rechtsonzeker is.
Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2014.