ECLI:NL:RVS:2014:616

Raad van State

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
201301119/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • M.P.J.M. van Grinsven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen inzake ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval

In deze zaak gaat het om een beroep ingesteld door een appellant, wonend te Vlaardingen, tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen. Het college had op 11 oktober 2011 locatie 5.1-4a, gelegen aan de Van Linden van den Heuvellsingel ter hoogte van nummer 6, aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval. Vervolgens heeft het college op 29 mei 2012 een andere locatie, 5.1-22 aan de Merellaan ter hoogte van nummer 58, aangewezen voor een soortgelijke voorziening. Tegen het besluit van 29 mei 2012 heeft de appellant bezwaar gemaakt, dat door het college op 17 september 2012 ongegrond is verklaard. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 januari 2014 ter zitting behandeld. De appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. M.M.J.A. Cadée van DAS Rechtsbijstand, heeft zijn standpunt toegelicht. De appellant betoogde dat het college ten onrechte niet had beslist op zijn bezwaar tegen het eerdere besluit van 11 oktober 2011. De Afdeling constateerde echter dat het college in het bestreden besluit enkel had beslist op het bezwaar tegen het besluit van 29 mei 2012. Er was geen rechtsregel die het college verplichtte om ook op het bezwaar tegen het eerdere besluit te beslissen. De Afdeling verwees naar artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om beroep in te stellen tegen het uitblijven van een besluit, nadat het bestuursorgaan in gebreke is gesteld.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat. De uitspraak vond plaats op 26 februari 2014.

Uitspraak

201301119/1/A4.
Datum uitspraak: 26 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Vlaardingen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2011 heeft het college locatie 5.1-4a, gelegen aan de Van Linden van den Heuvellsingel ter hoogte van nummer 6, aangewezen voor plaatsing van een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval.
Bij besluit van 29 mei 2012 heeft het college locatie 5.1-22, gelegen aan de Merellaan ter hoogte van nummer 58, aangewezen voor plaatsing van een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval.
Bij besluit van 17 september 2012 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 29 mei 2012 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2014, waar [appellant], vergezeld door [gemachtigde], en bijgestaan door mr. M.M.J.A. Cadée, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat het college in het bestreden besluit ten onrechte heeft nagelaten te beslissen op zijn bezwaar tegen het besluit van 11 oktober 2011 tot aanwijzing van locatie 5.1-4a.
2. De Afdeling stelt vast dat het college bij het bestreden besluit, gelet op de bewoordingen daarvan, uitsluitend heeft beslist op het door [appellant] tegen het besluit van 29 mei 2012 gemaakte bezwaar. Er is geen rechtsregel die het college verplichtte bij het bestreden besluit ook te beslissen op een door [appellant] al dan niet tegen het besluit van 11 oktober 2011 gemaakt bezwaar. Hetgeen [appellant] aanvoert, kan de rechtmatigheid van het bestreden besluit dan ook niet aantasten.
De Afdeling wijst erop dat in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht is voorzien in een mogelijkheid om tegen het uitblijven van een besluit beroep in te stellen, nadat twee weken zijn verstreken na de dag waarop het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke is gesteld.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Grinsven
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2014
462-732.