ECLI:NL:RVS:2014:616
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Y.E.M.A. Timmerman-Buck
- M.P.J.M. van Grinsven
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen inzake ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval
In deze zaak gaat het om een beroep ingesteld door een appellant, wonend te Vlaardingen, tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen. Het college had op 11 oktober 2011 locatie 5.1-4a, gelegen aan de Van Linden van den Heuvellsingel ter hoogte van nummer 6, aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval. Vervolgens heeft het college op 29 mei 2012 een andere locatie, 5.1-22 aan de Merellaan ter hoogte van nummer 58, aangewezen voor een soortgelijke voorziening. Tegen het besluit van 29 mei 2012 heeft de appellant bezwaar gemaakt, dat door het college op 17 september 2012 ongegrond is verklaard. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 januari 2014 ter zitting behandeld. De appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. M.M.J.A. Cadée van DAS Rechtsbijstand, heeft zijn standpunt toegelicht. De appellant betoogde dat het college ten onrechte niet had beslist op zijn bezwaar tegen het eerdere besluit van 11 oktober 2011. De Afdeling constateerde echter dat het college in het bestreden besluit enkel had beslist op het bezwaar tegen het besluit van 29 mei 2012. Er was geen rechtsregel die het college verplichtte om ook op het bezwaar tegen het eerdere besluit te beslissen. De Afdeling verwees naar artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om beroep in te stellen tegen het uitblijven van een besluit, nadat het bestuursorgaan in gebreke is gesteld.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat. De uitspraak vond plaats op 26 februari 2014.