ECLI:NL:RVS:2014:486

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
201310564/3/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Dorp Lent - 12 (Hotel Van der Valk)

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 februari 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen verzoekers, wonend te Lent, en de raad van de gemeente Nijmegen. Het verzoek volgde op het besluit van de raad van 2 oktober 2013, waarbij het bestemmingsplan "Dorp Lent - 12 (Hotel Van der Valk)" werd vastgesteld. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en vroegen de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreesden dat de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zou leiden tot onomkeerbare gevolgen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 januari 2014, waar verzoekers en de raad, vertegenwoordigd door M.F. Jansen, aanwezig waren. Ook de besloten vennootschap Hotel-Café-Restaurant "West-End" Exploitatie B.V. en West End Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door een gemachtigde, waren ter zitting aanwezig. De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan maakt de bouw van een hotel met een maximale hoogte van 55 meter mogelijk, en verzoekers willen voorkomen dat dit plan in werking treedt.

De voorzitter constateerde dat de bouwwerkzaamheden niet voor 1 oktober 2014 zouden aanvangen, en dat de gemeente en Hotel Van der Valk een koopovereenkomst hadden gesloten voor de gronden waarop het hotel zou worden gebouwd. De voorzitter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de raad en Hotel Van der Valk bereid waren om verzoekers tijdig te informeren over de aanvang van de bouwwerkzaamheden. Daarom werd het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201310564/3/R2.
Datum uitspraak: 4 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], beiden wonend te Lent, gemeente Nijmegen,
en
de raad van de gemeente Nijmegen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorp Lent - 12 (Hotel Van der Valk)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 januari 2014, waar [verzoekers], en de raad, vertegenwoordigd door M.F. Jansen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hotel-Café-Restaurant "West-End" Exploitatie B.V. en West End Vastgoed B.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: Hotel Van der Valk), vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan maakt de bouw van een hotel met bijbehorende voorzieningen zoals congreszalen en een restaurant mogelijk, waarbij voor een deel van het hotel een maximale bouwhoogte van 55 meter is vastgesteld. [verzoekers] willen met hun verzoek voorkomen dat het plan in werking treedt. Zij vrezen dat door de inwerkingtreding van het plan een onomkeerbare situatie zal ontstaan.
2.1. De gronden waarop het hotel is voorzien liggen in het gebied gelegen tussen het stationsgebied Nijmegen-Lent en de Prins Mauritssingel. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. Met het oog op de realisatie van het hotel hebben de gemeente en Hotel Van der Valk - de ontwikkelaar van het hotel - een koopovereenkomst ten aanzien van de gronden gesloten.
2.2. Ter zitting hebben de raad en Hotel Van der Valk verklaard dat de bouwwerkzaamheden en voorbereidende bouwwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van het in het plan mogelijk gemaakte hotel, niet voor 1 oktober 2014 zullen aanvangen. In dit kader heeft de raad toegelicht dat in de tussen de gemeente en Hotel Van der Valk gesloten koopovereenkomst is afgesproken dat de eigendom van de gronden niet voor 1 juli 2014 aan Hotel Van der Valk zal worden overgedragen. Na het sluiten van de overeenkomst is bovendien mondeling afgesproken om deze termijn tot 1 oktober 2014 te verlengen, zodat de tijdelijke fietsbrug, die deels op de gronden is gebouwd tot die datum in stand kan worden gehouden.
Voorts heeft Hotel Van der Valk bij brief van 27 januari 2014 toegezegd om voor augustus 2014 geen aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen in te dienen. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor de verwachting dat zich onomkeerbare gevolgen zullen voordoen voordat door de Afdeling uitspraak is gedaan in de bodemzaak.
Overigens hebben de raad en Hotel Van der Valk verklaard bereid te zijn om, in het geval niettemin besloten wordt om te beginnen met de bouwwerkzaamheden, [verzoekers] daarvan uiterlijk twee maanden voor aanvang van de werkzaamheden in kennis te stellen en om hen op de hoogte te brengen indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen is ingediend, zodat zij in de gelegenheid worden gesteld om, indien de omstandigheden wijzigen, een nieuw verzoek om voorlopige voorziening in te dienen.
2.3. De voorzitter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Donner-Haan
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2014
674.