ECLI:NL:RVS:2014:4814
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing uitzetting door minister voor Immigratie, Integratie en Asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, waarbij zijn aanvraag om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, is afgewezen. Het betreft een aanvraag op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De minister heeft op 6 september 2012 de aanvraag afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar heeft gemaakt. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 14 februari 2014 het bezwaar ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 23 juni 2014 het beroep ongegrond heeft verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de argumenten van de vreemdeling niet voldoende zijn om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De aangevoerde gronden voldoen niet aan de eisen van artikel 85 van de Vw 2000 en roepen geen vragen op die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. Daarom heeft de Raad van State besloten om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 oktober 2014.