ECLI:NL:RVS:2014:473

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
201309092/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Woonzorggebouw Heuvelstraat Laren

Op 1 juli 2013 heeft de raad van de gemeente Lochem het bestemmingsplan "Woonzorggebouw Heuvelstraat Laren" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft verzoeker, wonend te Laren, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 24 januari 2014 ter zitting behandeld. De raad, vertegenwoordigd door mr. J.J.H. Hulshof, advocaat te Arnhem, en de besloten vennootschap InterBouwconsult B.V. waren ook aanwezig.

De voorzitter overweegt dat het bestemmingsplan de bouw van een woonzorgcomplex mogelijk maakt, met 24 wooneenheden voor ouderen die 24-uurszorg nodig hebben, met name voor ouderen met dementie. Verzoeker betoogt dat er geen behoefte is aan het complex, omdat er in de kern Lochem een overschot aan zorgplaatsen zou zijn. De voorzitter wijst erop dat de raad zich heeft gebaseerd op verschillende onderzoeken die de behoefte aan het complex onderbouwen, en dat de raad in redelijkheid heeft kunnen stellen dat er behoefte is aan het woonzorgcomplex.

Daarnaast betoogt verzoeker dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat door geluidshinder. De voorzitter stelt vast dat de raad afwijking van de aanbevolen richtafstand van 30 meter voor geluid aanvaardbaar acht, en dat het akoestisch onderzoek aantoont dat aan de geluidgrenswaarden wordt voldaan. De voorzitter concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van verzoeker.

Verzoeker heeft ook aangevoerd dat de raad onvoldoende onderzoek heeft verricht naar alternatieve locaties voor het woonzorgcentrum. De voorzitter merkt op dat de raad beleidsvrijheid heeft en dat de gekozen locatie in de afweging van belangen is meegenomen. De voorzitter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de keuze van de raad.

Uiteindelijk wijst de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanknopingspunten zijn voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet stand zal houden. Er bestaat ook geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

201309092/2/R2.
Datum uitspraak: 7 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Laren, gemeente Lochem,
en
de raad van de gemeente Lochem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Woonzorggebouw Heuvelstraat Laren" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Voorts heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 januari 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. J.J.H. Hulshof, advocaat te Arnhem, is verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid InterBouwconsult B.V., vertegenwoordigd door J. Ligtenberg en E. te Woerd, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Met het plan wordt beoogd de bouw van een woonzorgcomplex mogelijk te maken. In het complex zijn 24 wooneenheden voorzien voor ouderen die 24-uurszorg behoeven, in het bijzonder ouderen met dementie. Het plangebied is gesitueerd tussen de Deventerweg, de Posterstraat, de Heuvelstraat en de Holterweg, nabij het centrum van Laren.
3. [verzoeker] betoogt dat de behoefte aan het woonzorgcomplex ontbreekt. Hij wijst in dit kader erop dat in de kern Lochem een overschot aan zorgplaatsen bestaat.
3.1. Volgens de nota "De Lochemse kernen in woonzorg-perspectief" zal in 2015 in Laren behoefte zijn aan 22 wooneenheden voor ouderen die 24-uurszorg behoeven. Volgens het rapport "Kleinschalig groepswonen in Gelderland" zal in 2019 in Laren een tekort zijn van 20 wooneenheden voor ouderen met dementie. In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat de raad niet van de uitkomsten van deze onderzoeken heeft mogen uitgaan. De raad heeft voorts toegelicht dat deze voorziening uitdrukkelijk is bedoeld voor ouderen in de kern Laren, zodat zij in hun vertrouwde omgeving in de buurt van familieleden kunnen blijven wonen, en dat eventuele wooneenheden in de kern Lochem derhalve niet van belang zijn. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat behoefte bestaat aan het in het plan voorziene woonzorgcomplex.
4. [verzoeker] betoogt dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat.
[verzoeker] voert daartoe aan dat het voorziene woonzorgcomplex leidt tot geluidhinder ter plaatse van zijn woning. Hij betoogt dat niet wordt voldaan aan de richtafstand van 30 meter voor geluid zoals aanbevolen in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). [verzoeker] betwist voorts dat wordt voldaan aan de toepasselijke geluidnormen. Verder is volgens [verzoeker] ten onrechte geen rekening gehouden met geluid van de achteruitrijsignalering van vrachtwagens.
[verzoeker] voert tevens aan dat geen rekening is gehouden met trillingen veroorzaakt door vrachtwagens.
4.1. Volgens de raad wordt niet voldaan aan de in de VNG-brochure aanbevolen richtafstand van 30 meter, maar kan afwijking hiervan in dit geval aanvaardbaar worden geacht. De raad wijst in dit verband op het "Akoestisch onderzoek industrielawaai woonzorggebouw Heuvelstraat te Laren, gemeente Lochem" van Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering van 16 april 2013 (hierna: het akoestisch onderzoek). Voorts leidt het geluid van achteruitrijdende vrachtwagens volgens de raad niet tot geluidhinder, nu de in- en uitrit van het woonzorgcomplex op ruime afstand van de woning van [verzoeker] ligt.
4.2. In het akoestisch onderzoek is vermeld dat de akoestisch relevante bedrijfsactiviteiten bestaan uit installaties op het dak en voertuigbewegingen op het terrein. Hierbij is van 2 vrachtwagenbewegingen, 6 bewegingen van taxi’s en/of bestelbussen en 88 overige bewegingen - waaronder fietsers en auto’s - per dag uitgegaan. Bovendien is ervan uitgegaan dat elke week een vrachtwagen de vuilcontainer op het terrein leeg zal komen maken. In het akoestisch onderzoek is voorts vermeld dat het woonzorgcomplex onder de werkingssfeer valt van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit milieubeheer) op grond waarvan voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de dag-, avond- en nachtperiode de geluidsnormen 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) gelden op de gevel van woningen en voor het maximale beoordelingsniveau 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A). In het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat bij alle woningen aan deze geluidgrenswaarden wordt voldaan. Om bij de woningen bij de in- en uitrit van het perceel te kunnen voldoen dient langs die in- en uitrit dan wel een schutting met een hoogte van 2 meter te wordt opgericht.
4.3. De voorzitter stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling de in de VNG-brochure opgenomen afstanden indicatief zijn en dat afwijking van deze afstanden in beginsel mogelijk is met dien verstande dat een afwijking toereikend dient te zijn gemotiveerd.
De raad heeft afwijking van de aanbevolen afstand in dit geval toelaatbaar geacht en wijst daartoe allereerst op het akoestisch onderzoek. In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd bestaat naar het voorlopig oordeel van de voorzitter geen grond voor het oordeel dat het akoestisch onderzoek gebreken dan wel leemten in kennis vertoont en dat de raad zich derhalve niet in redelijkheid daarop heeft mogen baseren. Vast staat dat de woning van [verzoeker] aan de andere zijde van het plangebied ligt dan waar de in- en uitrit en de schutting zijn voorzien en uit het akoestisch onderzoek blijkt dat wat betreft zijn woning kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voorts acht de voorzitter het standpunt van de raad dat het geluid van de achteruitrijsignalering van vrachtwagens vanwege de ruime afstand van de voorziene in- en uitrit tot de woning van [verzoeker] niet tot onaanvaardbare geluidhinder leidt, niet onredelijk.
Gezien het aantal verkeersbewegingen met vrachtwagens dat blijkens het akoestisch onderzoek is voorzien en mede gelet op de ruime afstand tussen de in- en uitrit en de woning van [verzoeker], acht de voorzitter bovendien niet aannemelijk dat deze verkeersbewegingen zullen leiden tot onaanvaardbare trillingsoverlast bij deze woning.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker].
5. [verzoeker] betoogt verder dat de raad onvoldoende onderzoek heeft verricht naar alternatieve locaties voor het woonzorgcentrum.
5.1. De voorzitter overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid.
De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
In de Nota van zienswijzen die tot het raadsbesluit behoort, is vermeld dat in opdracht van de dorpsraad "Wakker Laorne" door mRO B.V. een stedenbouwkundige studie is verricht die de raad in zijn afweging heeft betrokken. Vermeld is dat daarnaast in opdracht van de planontwikkelaar InterBouwconsult B.V. diverse locatieonderzoeken zijn verricht. Ter zitting heeft InterBouwconsult B.V. toegelicht dat drie locaties binnen Laren zijn beoordeeld. Het betrof het oude landbouwschooltje, Laren IV en de locatie die het plangebied vormt. De raad heeft toegelicht deze locatieonderzoeken in zijn afweging te hebben meegenomen en acht, evenals de ontwikkelaar, de gekozen locatie het meest geschikt. De raad acht van belang dat deze locatie dichtbij winkels en horeca ligt en de andere locaties niet, waardoor zorgbehoevenden ingeval van de keuze voor een andere locatie geïsoleerd zouden raken van voorzieningen en het dagelijkse leven. De raad heeft tot slot toegelicht dat dit is neergelegd in een startnotitie en dat deze in de raad is behandeld.
Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad alternatieve locaties onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
6. In hetgeen [verzoeker] voor het overige heeft aangevoerd, ziet de voorzitter geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
7. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Fenwick
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2014
608.