ECLI:NL:RVS:2014:4651

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
201311575/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bestemmingsplan aanvraag Wijkvereniging Benoordenhout door de gemeente Den Haag

In deze zaak heeft de Wijkvereniging Benoordenhout beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor de vaststelling van een bestemmingsplan voor het gebied Benoordenhout Noord-Oost door de raad van de gemeente Den Haag. De aanvraag werd afgewezen op 19 april 2012, waarbij de raad ervoor koos om een beheersverordening vast te stellen in plaats van een bestemmingsplan. De Wijkvereniging was van mening dat de raad niet had voldaan aan de voorwaarden van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor het vaststellen van een beheersverordening, aangezien er wel degelijk ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied waren voorzien.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 november 2014 behandeld. De Wijkvereniging voerde aan dat de raad ten onrechte had aangenomen dat er geen ruimtelijke ontwikkelingen waren en dat de keuze voor een beheersverordening niet in overeenstemming was met de Wro. De raad verdedigde zijn keuze door te stellen dat Benoordenhout Noord-Oost een uitontwikkelde woonwijk is en dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien volgens gemeentelijk en provinciaal beleid.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid toekomt bij het vaststellen van bestemmingsplannen en dat de toetsing van de Afdeling terughoudend is. De Afdeling concludeerde dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen bestemmingsplan vast te stellen en dat de afwijzing van de aanvraag van de Wijkvereniging terecht was. Het beroep van de Wijkvereniging werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201311575/1/R4.
Datum uitspraak: 18 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Wijkvereniging Benoordenhout, gevestigd te Den Haag,
appellante,
en
de raad van de gemeente Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2012 heeft de raad onder meer de aanvraag van de Wijkvereniging om een bestemmingsplan vast te stellen voor het gebied Benoordenhout Noord-Oost afgewezen.
Bij besluit van 30 mei 2013 heeft de raad het door de Wijkvereniging hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft de Wijkvereniging beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank heeft het beroep naar de Afdeling doorgezonden.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Wijkvereniging heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2014, waar de Wijkvereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde], mr. C. Buter-de Haas en mr. J.P. de Savornin Lohman, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.J.C. Hocks en drs. M. Houtman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij nadere memorie heeft de Wijkvereniging haar beroepsgrond dat ten opzichte van een bestemmingsplan een beheersverordening onvoldoende waarborgen biedt wat afwijken daarvan bij een omgevingsvergunning betreft, ingetrokken.
2. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
3. Bij brief van 8 juli 2011 heeft de Wijkvereniging de raad verzocht om niet slechts voor het zuidwestelijke gedeelte van de wijk Benoordenhout, maar ook voor het gebied Benoordenhout Noord-Oost een bestemmingsplan vast te stellen in plaats van een beheersverordening voor dat gebied.
Bij het besluit van 19 april 2012 heeft de raad de beheersverordening Benoordenhout Noord-Oost vastgesteld en de aanvraag van de Wijkvereniging afgewezen. De raad heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij er de voorkeur aan geeft een op beheer gerichte regeling toe te passen aangezien Benoordenhout Noord-Oost voor het overgrote deel uit een uitontwikkelde woonwijk en groen bestaat, en de Wijkvereniging geen ruimtelijke ontwikkelingen naar voren heeft gebracht op grond waarvan een bestemmingsplan is vereist. De initiatieven die de Wijkvereniging heeft genoemd vallen binnen het deel van het Benoordenhout waarvoor een bestemmingsplan in voorbereiding is.
Bij het besluit van 30 mei 2013 heeft de raad de bezwaren van de Wijkvereniging overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften afgewezen.
4. De Wijkvereniging kan zich niet verenigen met de afwijzing van haar aanvraag om voor het gebied Benoordenhout Noord-Oost een bestemmingsplan vast te stellen.
Zij betoogt dat de raad bij de afwijzing van haar aanvraag heeft miskend dat niet is voldaan aan de in artikel 3.38, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gestelde voorwaarde voor het vaststellen van een beheersverordening, dat het moet gaan om een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien. Daarbij gaat de raad er volgens haar ten onrechte van uit dat hij de keuze om geen bestemmingsplan, maar een beheersverordening op te stellen kan bepalen aan de hand van de handreiking "Beheersverordening Wro" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, gedateerd september 2011 (hierna: de VNG-handreiking).
Volgens de Wijkvereniging heeft de raad zijn conclusie dat er geen ruimtelijke ontwikkeling is ten onrechte gebaseerd op beleidsstukken die niet specifiek op deze wijk zien. Voorts wijst zij op ontwikkelingen ter plaatse van het Willem Royaardsplein, alsmede ontwikkelingen ter plaatse van het Internationaal Strafhof die in de toekomst parkeeroverlast kunnen veroorzaken in het gebied Benoordenhout Noord-Oost.
Ten slotte is volgens de Wijkvereniging de ruimtelijke samenhang van de wijk Benoordenhout niet meer verzekerd, nu voor een ander deel van de wijk het bestemmingsplan "Benoordenhout" is vastgesteld, terwijl voor het gebied Benoordenhout Noord-Oost een beheersverordening geldt.
4.1. De raad stelt dat geen bestemmingsplan is vastgesteld, omdat de keuze voor een beheersverordening voor het gebied Benoordenhout Noord-Oost aansluit bij de afwezigheid van ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied. Benoordenhout Noord-Oost is volgens de raad een uitontwikkelde woonwijk. De raad stelt onder verwijzing naar het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020, de Haagse Woonvisie 2020 en overig gemeentelijk, provinciaal en rijksbeleid dat er in de periode van de beheersverordening geen ontwikkelingen voor dit gebied zijn voorzien. Met betrekking tot de plannen voor het Willem Royaardsplein stelt de raad dat dit onderhoud en herinrichting betreft, hetgeen in de beheersverordering past.
De raad stelt dat de verdeling van de wijk Benoordenhout in gebieden waarvoor bestemmingsplannen en een beheersverordening gelden niet zal afdoen aan de ruimtelijke samenhang en kwaliteit van de wijk. Voor de beheersverordening is volgens de raad voldoende onderzoek gedaan naar de omgevingsaspecten. De raad ziet derhalve niet in dat de weigering om een plan vast te stellen ten koste zal gaan van de ruimtelijke samenhang en kwaliteit van de wijk als geheel.
4.2. Ingevolge artikel 3.38, eerste lid, van de Wro kan de gemeenteraad, onverminderd de gevallen waarin bij of krachtens wettelijk voorschrift een bestemmingsplan is vereist, in afwijking van artikel 3.1 voor die delen van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld.
4.3. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen. De afwijzing van de aanvraag steunt op de keuze van de raad om voor het gebied een beheersverordening vast te stellen, hetgeen betekent dat hij voor dit gebied geen ruimtelijke ontwikkelingen voorziet.
Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb staat tegen een besluit tot vaststelling van een beheersverordening geen beroep bij de bestuursrechter open. Slechts voor de beoordeling van de motivering van de afwijzing van de aanvraag is van belang of de raad er van mocht uitgaan dat naast de mogelijkheid tot het vaststellen van een bestemmingplan tevens de mogelijkheid bestond om een beheersverordening vast te stellen.
4.4. Voor zover de Wijkvereniging betoogt dat in het gebied ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien en de raad gelet op artikel 3.38, eerste lid, van de Wro voor het gebied Benoordenhout Noord-Oost derhalve geen beheersverordening kon vaststellen, overweegt de Afdeling als volgt.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 3.38 van de Wro (Kamerstukken II, 2005-2006, 28916, nr. 26) volgt dat het instrument van de beheersverordening is bedoeld om voor gebieden met een lage ruimtelijke dynamiek te kunnen voorzien in een passende planologische bescherming. Dit betekent niet dat er geen enkele ontwikkeling in een dergelijk gebied mag plaatsvinden, maar dat het bestaande gebruik ten tijde van de vaststelling als uitgangspunt dient en dat ten opzichte van dit gebruik geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien, die niet reeds op grond van het voorheen geldende regime waren toegestaan.
4.5. De Afdeling overweegt dat de raad voorziene ruimtelijke ontwikkelingen onder meer kan herleiden uit gemeentelijk, provinciaal of rijksbeleid. Daarbij is van belang of er beleidsdocumenten zijn waaruit volgt dat voor het desbetreffende gebied ontwikkelingen wenselijk worden geacht en voorzien. Hetgeen in de VNG-handreiking wordt vermeld, strookt hiermee. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in zoverre geen gebruik heeft mogen maken van de VNG-handreiking ter beoordeling van de keuze tussen een bestemmingsplan en een beheersverordening.
4.6. De raad heeft onder meer aan de hand van beleidsstukken, die ook zien op het gebied waarop de aanvraag van de Wijkvereniging alsmede de beheersverordening betrekking hebben, aannemelijk gemaakt dat er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied zijn voorzien.
Ten aanzien van het Willem Royaardsplein is ter zitting komen vast te staan dat de bestaande situatie als zodanig is geregeld en dat van concrete plannen tot modernisering van het winkelcentrum en de omliggende horeca ten tijde van het bestreden besluit geen sprake was.
Ten aanzien van het betoog dat de ontwikkelingen ter plaatse van het Internationaal Strafhof in de toekomst parkeeroverlast kunnen veroorzaken in Benoordenhout Noord-Oost, overweegt de Afdeling dat dit ontwikkelingen zijn buiten het gebied waarop de aanvraag van de Wijkvereniging betrekking heeft en niet aannemelijk is geworden dat deze ontwikkelingen zullen leiden tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit gebied.
In hetgeen de Wijkvereniging heeft aangevoerd ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat in het gebied geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien.
4.7. Ten aanzien van het betoog van de Wijkvereniging dat de ruimtelijke samenhang van de wijk Benoordenhout niet meer is verzekerd, doordat voor een ander deel van de wijk het bestemmingsplan "Benoordenhout" is vastgesteld, terwijl voor het gebied Benoordenhout Noord-Oost een beheersverordening geldt, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken van een zodanige samenhang tussen het gebied Benoordenhout Noord-Oost en andere delen van die wijk dat de raad vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening het bestreden besluit niet in redelijkheid zo heeft kunnen nemen als hij heeft gedaan.
5. Gelet op het voorgaande geeft hetgeen de Wijkvereniging heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen bestemmingsplan vast te stellen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Koeman w.g. Kuipers
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2014
271-808.