201311214/1/A2.
Datum uitspraak: 24 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 oktober 2013 in zaak nr. 13/206 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluiten van 16 september 2010 en 17 september 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de over 2008 en 2009 aan [appellante] toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag herzien tot € 6.272,00 respectievelijk € 4.159,00 en het teveel betaalde van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 20 november 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 16 juli 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 herzien tot € 5.186,00.
[appellante] heeft daartegen gronden aangevoerd.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 november 2014, waar [appellante], bijgestaan door mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken en mr. J.H.E. van der Meer, beiden werkzaam bij de dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder kinderopvang verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand, waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op toeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang, indien de opvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau plaatsvindt.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), zoals deze regeling luidde ten tijde van belang, bevat de administratie van een gastouderbureau tevens de volgende gegevens: afschriften van alle met vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2. [appellante] heeft in 2008 en 2009 voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen voor opvang van haar zoon bij een gastouder alsmede voor opvang bij [Kinderopvang].
Aan het besluit van 20 november 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [appellante] niet heeft aangetoond dat de opvang bij de gastouder op basis van een overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, heeft plaatsgehad, noch dat zij voor die opvang kosten heeft gemaakt.
De rechtbank heeft dat besluit vernietigd, omdat de Belastingdienst/Toeslagen [appellante] ten onrechte niet heeft gehoord naar aanleiding van haar bezwaar. De rechtbank heeft evenwel de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] over 2008 en 2009 geen aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft.
3. Ter zitting bij de Afdeling heeft de Belastingdienst/Toeslagen verklaard dat niet langer aan [appellante] wordt tegengeworpen dat zij niet heeft aangetoond de kosten van kinderopvang volledig te hebben voldaan.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit van 20 november 2012 in stand heeft gelaten. Zij voert aan dat de gastouder kan bevestigen dat de kinderopvang op basis van de door haar overgelegde overeenkomst heeft plaatsgehad. Verder heeft zij ter zitting gesteld dat de in de overeenkomst ontbrekende gegevens uit andere stukken blijken.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 juli 2011 in zaak nr. 201100797/1/H2), bestaat geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag, indien de kinderopvang niet op basis van een schriftelijke overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, heeft plaatsgehad. Deze overeenkomst dient, zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 januari 2014 in zaak nr. 201308683/1/A2), in elk geval de gegevens, vermeld in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling, te bevatten.
In de door [appellante] overgelegde overeenkomst ontbreken onder meer de prijs per uur en een handtekening van het gastouderbureau. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de overeenkomst niet de vereiste gegevens, vermeld in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling, bevat en [appellante] daarom geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag heeft voor de opvang bij de gastouder.
De omstandigheid dat de gastouder kan bevestigen dat de opvang op basis van de overgelegde overeenkomst heeft plaatsgehad en dat de daarin ontbrekende gegevens uit andere stukken blijken, doet daar niet aan af, nu de overeenkomst daarmee niet alsnog aan de daaraan te stellen eisen voldoet (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 augustus 2014 in zaak nr. 201310838/1/A2).
Het betoog faalt.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, van de Algemene wet bestuursrecht heeft hoger beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Bij het besluit van 16 juli 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de hoogte van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 vastgesteld op € 5.186,00 en aldus de eerdere herziening van het voorschot over dat jaar gewijzigd. Ter zitting heeft de Belastingdienst/Toeslagen toegelicht dat dit een gevolg is van een wijziging in het aantal uren kinderopvang bij de [Kinderopvang]. [appellante] heeft desgevraagd verklaard dat de door haar ingediende gronden daar niet op zien en dat zij verder geen nadere gronden wenst aan te voeren, omdat het voorschot kinderopvangtoeslag, voor zover toegekend voor kinderopvang bij de [Kinderopvang], niet in geschil is. Gelet op deze verklaring hebben partijen onvoldoende belang bij een oordeel van de Afdeling over het besluit van 16 juli 2014. Dit betekent dat dit besluit in rechte is komen vast te staan.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen;
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Krokké
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2014
686.