ECLI:NL:RVS:2014:460

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
201307208/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere grenswaarden geluidbelasting vastgesteld voor woningen binnen bestemmingsplan Uithofslaan

In deze zaak heeft de Raad van State op 12 februari 2014 uitspraak gedaan over een beroep dat was ingesteld door een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had op 21 juni 2013, op basis van artikel 110a in samenhang met artikel 83, tweede lid, van de Wet geluidhinder (Wgh), hogere grenswaarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai vastgesteld voor 52 woningen binnen het bestemmingsplan 'Uithofslaan'. De appellant had geen zienswijze ingediend tijdens de ter inzage legging van het ontwerpbesluit, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep.

De Raad van State overwoog dat ingevolge artikel 110c, eerste lid, van de Wgh, in combinatie met de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het ontwerpbesluit voor zes weken ter inzage was gelegd. De termijn voor het indienen van zienswijzen eindigde op 9 mei 2013, maar de appellant had geen zienswijze ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het niet indienen van een zienswijze de appellant kon worden verweten, ondanks zijn claim van gebrekkige voorlichting door het gemeentebestuur.

De uitspraak concludeerde dat het beroep van de appellant niet-ontvankelijk was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd genomen door de enkelvoudige kamer van de Raad van State, met mr. G. van der Wiel als lid en mr. A.J. Kuipers als ambtenaar van staat. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak zelf, 12 februari 2014.

Uitspraak

201307208/1/R6.
Datum uitspraak: 12 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2013 heeft het college op grond van artikel 110a in samenhang met artikel 83, tweede lid, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) ten aanzien van twee varianten hogere grenswaarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai vastgesteld voor 52 woningen binnen het bestemmingsplan "Uithofslaan".
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2014, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. E.H. van Schaik-Sinnema en P.S.J.M.W. Cox, beiden werkzaam bij Omgevingsdienst Haaglanden, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 110c, eerste lid, van de Wgh in samenhang met de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpbesluit ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij het college.
2. Het ontwerpbesluit is blijkens de kennisgeving met ingang van 28 maart 2013 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde op 9 mei 2013.
[appellant] heeft geen zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren gebracht bij het college.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van hogere grenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder door de belanghebbende die over het ontwerpbesluit tijdig een zienswijze bij het college naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Hiervan is de Afdeling niet gebleken. De door [appellant] ter zitting aangevoerde omstandigheid dat hij vanwege de door hem gestelde gebrekkige voorlichting door het gemeentebestuur pas op een later moment is gaan inzien dat de herinrichting van de Poeldijkseweg gevolgen voor hem kan hebben, betekent niet dat het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Het behoorde tot de eigen verantwoordelijkheid van [appellant] om op basis van de daartoe geëigende publicatie kennis te nemen van het ontwerpbesluit.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Wiel w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2014
271-745.