ECLI:NL:RVS:2014:4569

Raad van State

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
201402364/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • G.M.H. Hoogvliet
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging plaatsing op de uitwijklijst voor tolken en vertalers

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 6 februari 2014 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [Appellant] had verzocht om verlenging van zijn plaatsing op de uitwijklijst als tolk en vertaler in de talencombinaties Nederlands - Italiaans, Nederlands - Hongaars en Nederlands - Russisch. De minister van Veiligheid en Justitie heeft dit verzoek op 17 september 2012 afgewezen, omdat [appellant] niet voldeed aan de vereisten van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv), specifiek het niet behalen van minimaal 8 punten op de competentiematrix.

De rechtbank oordeelde dat de minister terecht het verzoek had afgewezen, en dat de minister niet verplicht was om het volledige dossier van de bezwaarfase aan de rechtbank toe te zenden. [Appellant] betoogde dat de rechtbank niet alle relevante stukken had meegenomen in haar beoordeling, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank de relevante stukken had betrokken bij haar beslissing.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat [appellant] niet had aangetoond dat hij voldeed aan de voorwaarden voor verlenging van zijn plaatsing. De Afdeling concludeerde dat de minister bevoegd was om verscherpte regels voor plaatsing op de uitwijklijst vast te stellen en dat de afwijzing van het verzoek niet in strijd was met het rechtszekerheids- of zorgvuldigheidsbeginsel. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201402364/1/A3.
Datum uitspraak: 17 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 februari 2014 in zaak nr. 13/312 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 17 september 2012 heeft de minister een verzoek van [appellant] tot verlenging van plaatsing op de zogenoemde uitwijklijst als tolk Nederlands - Italiaans, Nederlands - Hongaars en Nederlands - Russisch en als vertaler Nederlands-Hongaars en Hongaars-Nederlands, afgewezen.
Bij besluit van 4 maart 2013 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 februari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 september 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. W.H. van Zundert, advocaat te Rotterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij en mr. L.A.G. Peterinck, beiden werkzaam bij de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de Raad), zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, derde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv) kan de minister een lijst bijhouden van tolken en vertalers die beschikken over een recente verklaring omtrent het gedrag en die wegens het ontbreken van opleidingen of het ontbreken van onafhankelijke deskundigen die de kennis kunnen toetsen, niet kunnen aantonen te beschikken over de vereiste competenties taalvaardigheid in de bron- of doeltaal of kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- of doeltaal (hierna: de uitwijklijst).
De regels voor de beoordeling van aanvragen tot plaatsing op de uitwijklijst zijn neergelegd in het Besluit Uitwijklijst Wbtv (Stcrt. 2012, nr. 2640; hierna: het Besluit Uitwijklijst).
Volgens artikel 5 wordt een tolk of vertaler op de uitwijklijst geplaatst indien hij of zij aantoont:
a. over havo/mbo (niveau 4)-werk- en denkniveau te beschikken;
b. de bron- en de doeltaal op minimaal niveau B2 van het Europese referentiekader voor de Talen te beheersen;
c. minimaal 20 opdrachten als tolk of als vertaler te hebben verricht en
d. minimaal 8 punten te behalen op de competentiematrix die als bijlage bij dit besluit is gevoegd en daarvan onderdeel uitmaakt.
Volgens artikel 6 bedraagt de termijn voor plaatsing op de uitwijklijst drie jaar en eindigt deze van rechtswege.
Volgens artikel 10 wordt een tolk of vertaler voor een periode van nogmaals drie jaar op de uitwijklijst geplaatst indien hij of zij aantoont:
a. aan de voorwaarden genoemd in artikel 5 te voldoen, dan wel de voorwaarden zoals die gelden ten tijde van het indienen van het verzoek tot verlenging, en
b. aan zijn of haar bijscholingsverplichting, zoals genoemd in de artikelen 5 en 7 van het Besluit permanente educatie Wbtv (hierna: het Besluit PE) te hebben voldaan.
De competentiematrix luidt als volgt:
1. het afronden van middelbaar onderwijs in het taalgebied van de brontaal 4 punten of het afronden van hoger onderwijs in het taalgebied van de brontaal 6 punten;
2. het afronden van middelbaar onderwijs in het taalgebied van de doeltaal 4 punten of het afronden van hoger onderwijs in het taalgebied van de doeltaal 6 punten;
3. taalstudie (niveau hoger onderwijs) afgerond in de bron- of doeltaal 4 punten;
4. 1 jaar werkervaring (ander dan als tolk of vertaler) in het taalgebied van de bron- of doeltaal 2 punten of minimaal 2 jaar werkervaring (anders dan als tolk of vertaler) in het taalgebied van de bron- of doeltaal 3 punten;
5. (deel-)certificaat van een tolk- of vertaleropleiding 2 punten.
2. [appellant] was in de periode van 29 juni 2009 tot en met 29 juni 2012 op de uitwijklijst geplaatst als tolk en vertaler in voornoemde talencombinaties. De minister heeft het verzoek van [appellant] tot verlenging van deze plaatsing afgewezen, omdat [appellant] niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 5, aanhef en onder d, van het Besluit Uitwijklijst, nu hij niet heeft aangetoond dat hij minimaal 8 punten heeft behaald op de competentiematrix.
3. [appellant] betoogt dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven nu de minister ten onrechte niet het volledige dossier van de bezwaarfase aan de rechtbank heeft toegezonden, zodat de rechtbank geen kennis heeft kunnen nemen van alle relevante dossierstukken. Ter zitting van de Afdeling heeft [appellant] toegelicht dat hij in dit verband doelt op de onder 1 tot en met 8 genummerde stukken, die zijn gevoegd bij zijn brief van 18 april 2014.
3.1. De onder 3 en 4 genummerde stukken bevinden zich in het dossier van deze zaak en zijn derhalve door de rechtbank betrokken bij haar beoordeling. De onder 5 tot en met 8 genummerde stukken bevinden zich in de dossiers van de samenhangende zaken met nummers 201402369/1/A3 en 201402372/1/A3. Nu de rechtbank de drie zaken gezamenlijk heeft behandeld, dient ervan te worden uitgegaan dat de rechtbank deze stukken eveneens bij de beoordeling van deze zaak heeft betrokken. Los daarvan, heeft [appellant] ter zitting van de Afdeling toegelicht dat bedoelde stukken dienen ter staving van zijn stelling dat hij heeft aangetoond dat hij beschikt over taalvaardigheid in de betreffende talencombinaties of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau. Nu dit echter niet in geschil is, bestaat geen aanleiding [appellant] te volgen in zijn stelling dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven nu zij geen kennis heeft kunnen nemen van de stukken, genummerd onder 1 tot en met 8.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister zijn verzoek tot verlenging van plaatsing op de uitwijklijst terecht heeft afgewezen. Volgens hem heeft de rechtbank het volgende niet onderkend. Hij voldoet wel aan de onder 2 vermelde voorwaarde. Voor de taal Russisch zijn ten onrechte geen punten toegekend voor de universitaire opleiding die hij in Zagreb heeft gevolgd en voor de overige talen zijn ten onrechte geen punten toegekend voor zijn opgedane praktijkervaring. De Raad was niet bevoegd verscherpte regels voor plaatsing op de uitwijklijst vast te stellen. Door de aanscherping van de regels zijn door de eerdere plaatsing verkregen rechten niet gerespecteerd, hetgeen in strijd is met het rechtszekerheids- en zorgvuldigheidsbeginsel. De afwijzing van zijn verzoek is in strijd met de wet, omdat in de praktijk een nieuwe lijst ontstaat, namelijk een lijst met onbevoegde tolken die worden benaderd wanneer geen bevoegde tolken beschikbaar zijn. Hij heeft aan de brief van de minister van 22 december 2011 het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat zijn plaatsing op de uitwijklijst zou worden verlengd.
4.1. In hetgeen is aangevoerd, vindt de Afdeling geen aanleiding om het oordeel van de rechtbank onjuist te achten. Uit het door [appellant] overgelegde diploma van bedoelde universitaire opleiding volgt dat hij de taal Russisch als bijvak heeft gevolgd. Hij heeft niet nader met stukken gestaafd wat de omvang en de studiebelasting van dit vak is geweest. Verder is de universitaire opleiding niet in het Russische taalgebied afgerond. Ter zitting van de Afdeling heeft [appellant] immers verklaard dat de universitaire opleiding in de Kroatische taal aan de Universiteit in Kroatië is afgerond. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat door de minister voor bedoelde opleiding terecht geen punten op grond van de competentiematrix zijn toegekend. Het betoog van [appellant] dat voor de overige talen ten onrechte geen punten zijn toegekend voor opgedane praktijkervaring, is onvoldoende geconcretiseerd, zodat het reeds hierom niet kan leiden tot het door [appellant] beoogde doel. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat de minister de Raad bij de Regeling aanwijzing bewerker en mandaat register tolken en vertalers (Staatscourant 20011, nr. 1030) mandaat heeft verleend beleidsregels vast te stellen over (de verlenging van) plaatsing op de uitwijklijst. Derhalve was de Raad ook bevoegd verscherpte regels vast te stellen. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de afwijzing van het verzoek door de minister niet in strijd is met het rechtszekerheids- of zorgvuldigheidsbeginsel, nu [appellant] reeds geruime tijd voordat zijn plaatsing was beëindigd ervan op de hoogte was dan wel had moeten zijn aan welke voorwaarden hij bij een verlenging van de plaatsing diende te voldoen, nu dit van de zijde van de minister was bekendgemaakt. Aan de brief van de minister van 22 december 2011 heeft [appellant] niet het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat zijn plaatsing op de uitwijklijst zou worden verlengd. In die brief stond aan welke voorwaarden [appellant] bij een verlenging moest voldoen en in hoeverre hij, zoals kon worden afgeleid uit bij de minister bekende informatie, op dat moment aan die voorwaarden voldeed. In de brief stond duidelijk dat [appellant] nog niet voldeed aan de voorwaarde dat hij minimaal 8 punten op de competentiematrix moest hebben behaald. Het betoog dat in de praktijk een lijst van onbevoegde tolken ontstaat is, wat hier ook van zij, in dit verband niet relevant.
Het betoog faalt.
5. Hetgeen overigens is aangevoerd, is onvoldoende onderbouwd, en leidt derhalve evenmin tot het oordeel dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.S.N. Nasrullah-Oemar, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Nasrullah-Oemar
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2014
404.