ECLI:NL:RVS:2014:4532

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
10 december 2014
Zaaknummer
201408730/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen sluiting van winkelpand door burgemeester Heerlen

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], een voorlopige voorziening aangevraagd tegen besluiten van de burgemeester van Heerlen, die hen had gelast hun winkelpand te sluiten voor de duur van twaalf maanden. De besluiten waren genomen op basis van de vondst van drugs in de winkel, wat volgens de burgemeester duidde op handel in harddrugs. De verzoekers stelden dat de aangetroffen hoeveelheid drugs slechts een gebruikershoeveelheid betrof en dat de burgemeester niet bevoegd was om tot sluiting over te gaan.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken op 20 november 2014 behandeld. De verzoekers hebben betoogd dat sluiting van hun winkel grote financiële gevolgen zou hebben en dat er geen dringende belangen aan de zijde van de burgemeester waren die een sluiting rechtvaardigden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanleiding was om de besluiten van de burgemeester te schorsen, gezien de betrokken belangen en de mogelijkheid van onomkeerbare gevolgen. De burgemeester is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers, evenals het griffierecht. De uitspraak is gedaan op 4 december 2014.

Uitspraak

201408730/2/A3.
Datum uitspraak: 4 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. [verzoeker sub 1], handelend onder de naam [bedrijf], wonend te Heerlen,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Spaubeek, gemeente Beek,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 23 oktober 2014 in zaak nrs. 14/3071 14/3072 14/3085 14/3086 in het geding tussen:
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2]
en
de burgemeester van Heerlen.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 28 april 2014 heeft de burgemeester [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] onder aanzegging van bestuursdwang gelast het winkelpand aan de [locatie] te Heerlen met ingang van 1 mei 2014 voor de duur van twaalf maanden te sluiten en gesloten te houden.
Bij onderscheiden besluiten van 1 september 2014 heeft de burgemeester de door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 oktober 2014 heeft de rechtbank de door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] onderscheiden hoger beroepen ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter onderscheidenlijk verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 20 november 2014, waar [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. L.J.L.M. Dacier, advocaat te Heerlen, [verzoeker sub 2], bijgestaan door mr. D. Osmic, advocaat te Maastricht, en mr. M. Bartels-Grootjans, werkzaam bij de gemeente Heerlen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De burgemeester heeft aan de last tot sluiting ten grondslag gelegd dat de politie bij onderzoek in de tabakswinkel van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] een buisje met 5 ml blauwe vloeistof heeft aangetroffen dat 3,4-metyleendioxymethamfetamine bevat. Dit duidt volgens de burgemeester, gelet op de eveneens aangetroffen illegale medicijnen, een wapen en de van de Criminele Inlichtingen Eenheid verkregen informatie, onmiskenbaar op handel in harddrugs.
3. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht de in geding zijnde besluiten te schorsen totdat uitspraak is gedaan op hun hoger beroepen. Zij hebben betoogd dat de burgemeester niet bevoegd was om tot sluiting over te gaan, omdat de aangetroffen drugs slechts een gebruikershoeveelheid waren.
4. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben een spoedeisend belang bij hun verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening. Afwijzing van de verzoeken leidt er toe dat zij hun winkelpand, dat nu nog open is, voor de duur van twaalf maanden dienen te sluiten en gesloten dienen te houden. Aannemelijk is dat sluiting van het winkelpand grote financiële gevolgen voor [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] heeft. Gelet op hetgeen [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] ter motivering van hun hoger beroepen hebben aangevoerd is voorshands niet geheel buiten twijfel dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep onverkort in stand zal blijven. Voorts is ter zitting niet gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van de burgemeester dat deze besluiten niet kunnen worden geschorst totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. In het voorgaande ziet de voorzieningenrechter, ook in aanmerking genomen dat de tabakszaak ten tijde van de behandeling van het verzoek ter zitting nog open was, ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen door de burgemeester is gesteld wel aanleiding te bevorderen dat de bodemzaak op korte termijn op een zitting van de meervoudige kamer van de Afdeling zal worden behandeld.
5. De burgemeester dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van de burgemeester van Heerlen van 28 april 2014, kenmerken UIT-14002099-2/Z-14045303 en UIT-14002100-2/Z-14045303, en van 1 september 2014, kenmerken 31003/20140556-A/MG en 31003/20140560-A/MG;
II. veroordeelt de burgemeester van Heerlen tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1], handelend onder de naam [bedrijf], in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.028,94 (zegge: duizendachtentwintig euro en vierennegentig cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de burgemeester van Heerlen tot vergoeding van bij [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.028,94 (zegge: duizendachtentwintig euro en vierennegentig cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de burgemeester van Heerlen aan verzoekers vergoedt het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 246,00 (zegge: tweehonderdzesenveertig euro) voor [verzoeker sub 1], handelend onder de naam [bedrijf], en € 246,00 (zegge: tweehonderdzesenveertig euro) voor [verzoeker sub 2].
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Larsson-van Reijsen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2014
344.