ECLI:NL:RVS:2014:4453

Raad van State

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
10 december 2014
Zaaknummer
201401231/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen wijziging kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 20 december 2013 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De zaak betreft de wijziging van het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 door de Belastingdienst/Toeslagen, die op 12 april 2013 werd vastgesteld op nihil. Dit besluit werd later definitief vastgesteld op 4 juni 2013, waarna de bezwaren van [appellante] op 6 juni 2013 ongegrond werden verklaard. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet had aangetoond dat zij de kosten van kinderopvang had gemaakt, wat leidde tot het ongegrond verklaren van haar beroep.

Tijdens de zitting op 10 november 2014, waar zowel [appellante] als de Belastingdienst/Toeslagen aanwezig waren, werd het standpunt van [appellante] dat zij recht had op kinderopvangtoeslag over 2009, besproken. [appellante] voerde aan dat de rechtbank onvoldoende gewicht had toegekend aan de verklaring van de gastouder en dat zij bewijs had geleverd via bankafschriften. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de verklaring van de gastouder niet voldoende was onderbouwd met aanvullende bewijsstukken, zoals kwitanties of bewijs van geldopnames.

De Afdeling concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [appellante] niet had aangetoond dat zij de gestelde kosten van kinderopvang had gemaakt. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201401231/1/A2.
Datum uitspraak: 10 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 december 2013 in zaak nr. 13/3397 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 12 april 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 voor [appellante] gewijzigd en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 4 juni 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2009 voor [appellante] definitief op nihil vastgesteld.
Bij besluit van 6 juni 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellante] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2014, waar [appellante], vergezeld door [gemachtigde], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van de draagkracht, en de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1˚. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2˚. de voor die kinderopvang te betalen prijs, en
3˚. de soort kinderopvang.
2. Aan het besluit van 6 juni 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij de gestelde kosten van kinderopvang heeft gehad.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op dat standpunt heeft gesteld. De rechtbank heeft onvoldoende gewicht toegekend aan de door haar gestelde verklaring van de gastouder dat zij in 2009 heeft opgepast en daarvoor is betaald, aldus [appellante]. Verder heeft [appellante] ter zitting gewezen op bankafschriften waaruit volgens haar blijkt dat zij contant geld heeft opgenomen en een deel van de kosten voor kinderopvang per bank aan de gastouder heeft voldaan. Volgens [appellante] heeft zij dan ook aanspraak op kinderopvangtoeslag over 2009.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraken van 18 juli 2012 in zaak nr. 201110532/1/A2 en 14 mei 2014 in zaak nr. 201303070/1/A2), dient een verklaring van de gastouder dat deze heeft opgepast en daarvoor is betaald, te worden gestaafd met aanvullende bewijsstukken, zoals bankafschriften waaruit de overschrijving blijkt of, bij contante betaling, bewijzen van geldopnames in combinatie met kwitanties. Ook indien de bankafschriften bij de beoordeling worden betrokken, wordt daarin geen steun gevonden voor het oordeel dat [appellante] heeft aangetoond dat zij de gestelde kosten van kinderopvang heeft gehad. Uit de bankafschriften volgt onder meer dat contant geld is opgenomen, maar niet dat de opgenomen bedragen zijn aangewend om de kosten van kinderopvang te voldoen. Daartoe strekkende kwitanties die met de geldopnames overeenkomen heeft [appellante] niet overgelegd. Aan de verklaring van de gastouder kan daarom niet de waarde worden gehecht die [appellante] daaraan gehecht wenst te zien. Verder is het totaalbedrag van de bankoverschrijvingen onvoldoende om de gestelde kosten van te voldoen.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] niet heeft aangetoond de gestelde kosten van kinderopvang te hebben gehad en geen aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag over 2009.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2014
85-799.