201408971/2/A1.
Datum uitspraak: 24 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Den Hoorn, gemeente Texel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 27 oktober 2014 in zaak nr. 14/858 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2013 heeft het college [verzoeker] onder oplegging van een dwangsom gelast materialen en bouwwerken, zoals een bijenkas, lege kuubkisten, kuubkisten met materialen, bollenkistjes, hout, machines, dakplaten, rioolbuizen, schaftwagen, kasonderdelen en bestratingsmateriaal, van het perceel gelegen aan het Klif/Lagewegje, kadastraal bekend gemeente Texel, sectie P, nummer 804 te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 25 februari 2014 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 oktober 2014 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 25 februari 2014 vernietigd, het bezwaar tegen het primaire besluit gegrond verklaard en dat besluit herroepen, behoudens voor wat betreft de bijenstal. Voorts heeft de rechtbank [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak de bijenstal van het perceel te verwijderen en verwijderd te houden en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 25 februari 2014.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 november 2014, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, is verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het hoger beroep van [verzoeker] richt zich tegen de door de rechtbank in stand gelaten opgelegde last om de bijenstal van het perceel te verwijderen en verwijderd te houden en de door de rechtbank, zelf in de zaak voorziend, aan deze last verbonden nieuwe begunstigingstermijn van vier weken na verzending van de aangevallen uitspraak.
3. De door de rechtbank aan de last verbonden begunstigingstermijn verstrijkt op 24 november 2014. Het door [verzoeker] gedane verzoek strekt tot schorsing van de opgelegde last tot verwijdering van de bijenstal en de aangevallen uitspraak, voor zover die ziet op de gestelde begunstigingstermijn, totdat in de hoofdzaak uitspraak is gedaan.
4. Met name gelet op hetgeen [verzoeker] in hoger beroep naar voren heeft gebracht met betrekking tot de toepasselijkheid van het in artikel 30 van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Den Hoorn Beschermd Dorpsgezicht" neergelegde overgangsrecht is voorshands niet buiten twijfel dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure onverkort in stand zal blijven.
Gelet op het vorenstaande en de betrokken belangen in aanmerking genomen, waarbij aan het belang van [verzoeker] bij het hangende het hoger beroep niet hoeven verwijderen van de bijenstal, zoals door hem ter zitting toegelicht, meer gewicht toekomt dan aan dat van het college bij verwijdering van het bouwwerk hangende de bodemprocedure, en nu van andere belangen die zich tegen de verzochte schorsing verzetten niet is gebleken, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om na te melden voorlopige voorziening te treffen.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij is in aanmerking genomen dat de door opgegeven verletkosten niet zijn onderbouwd, zodat deze moeten worden gesteld op 6 x € 7,00 = € 42,00. De reiskosten voor het bijwonen van de zitting worden gesteld op € 42,54.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Texel van 25 februari 2014, kenmerk 5242, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Texel van 7 oktober 2013, kenmerk 13.UP04861, voor zover het betrekking heeft op de last om de bijenstal op het perceel te verwijderen en verwijderd te houden;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Texel tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1058,54 (zegge: duizendachtenvijftig euro en vierenvijftig cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Texel aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 246,00 (zegge: tweehonderdzesenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Deen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2014
604.