ECLI:NL:RVS:2014:4378

Raad van State

Datum uitspraak
3 december 2014
Publicatiedatum
3 december 2014
Zaaknummer
201404139/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor woningverbouwing te Breda

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het beroep van [appellant] tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Breda ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning was verleend voor de verbouwing van een woning op een perceel in Breda. Het college had op 23 april 2013 de vergunning verleend, waarna [appellant] bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 5 augustus 2013 ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing op 8 april 2014, wat leidde tot het hoger beroep van [appellant].

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 november 2014 behandeld. [appellant] betoogde dat de vergunning in redelijkheid niet verleend had kunnen worden, omdat de realisatie van het bouwplan zou leiden tot een onevenredige aantasting van het uitzicht en de zonlichttoetreding op zijn perceel. De Afdeling overwoog echter dat [appellant] geen nieuwe argumenten had aangedragen die de eerdere weerlegging van zijn gronden in de uitspraak van de rechtbank zouden ondermijnen.

De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 december 2014.

Uitspraak

201404139/1/A1.
Datum uitspraak: 3 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Breda,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 april 2014 in zaak nr. 13/5114 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda.
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2013 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een woning op het perceel [locatie] te Breda (hierna: het perceel).
Bij besluit van 5 augustus 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 april 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2014, waar [appellant A] en [appellant B], en het college, vertegenwoordigd door T.Y. van Term, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bouwplan strekt tot uitbreiding van de woning op het perceel. De beoogde goothoogte van de woning zal aan de voorzijde 3,75 m en aan de achterzijde 6,20 m bedragen. De beoogde bouwhoogte van de woning is 6,90 m, overeenkomstig de bouwhoogte van de huidige woning.
2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Tuinzigt-Westerpark" rust op het perceel de bestemming "Wonen".
Ingevolge artikel 15.1, aanhef en onder a, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Ingevolge artikel 15.2.1, onder f, mag het bebouwingspercentage van aaneengesloten woningen niet meer bedragen dan 60%.
Ingevolge artikel 15.2.3, onder e, mogen de goot- en bouwhoogte van aanbouwen respectievelijk maximaal 3 m en 5 m bedragen.
3. Het bouwplan is wat de goothoogte betreft in strijd met artikel 15.2.3., onder e, van de planvoorschriften. Verder wordt door realisering van het bouwplan 72,8% van het perceel bebouwd, hetgeen in strijd is met artikel 15.2.1, onder f, van de planvoorschriften.
Het college heeft daarom met toepassing van artikel 2.12, eerst lid, aanhef en onderdeel a, onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 1, onder a, van het Besluit omgevingsrecht voor het bouwplan omgevingsvergunning verleend.
4. [appellant] betoogt dat het college de gevraagde omgevingsvergunning in redelijkheid niet heeft kunnen verlenen.
Hij voert daartoe aan dat realisering van het bouwplan leidt tot een onevenredige aantasting van het uitzicht vanuit en de zonlichttoetreding op zijn perceel.
4.1. [appellant] heeft deze gronden ook in beroep aangevoerd.
Hij heeft evenwel geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van deze gronden in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, bestaat dan ook geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Van Leeuwen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2014
543.