ECLI:NL:RVS:2014:4317

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
26 november 2014
Zaaknummer
201408409/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake projectbesluit paardenbak te Andijk

Op 19 november 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het verzoekersteam, bestaande uit [verzoeker] en anderen, had beroep ingesteld tegen een projectbesluit van de raad van de gemeente Medemblik, dat op 14 november 2013 was genomen voor de oprichting van een paardenbak op een perceel in Andijk. De rechtbank Noord-Holland had eerder in een tussenuitspraak op 6 maart 2014 de raad de gelegenheid gegeven om een gebrek in het besluit te herstellen, maar had uiteindelijk op 18 september 2014 het beroep van [verzoeker] en anderen gegrond verklaard en het besluit van 14 november 2013 vernietigd, terwijl de rechtsgevolgen in stand bleven.

Tegen deze uitspraken hebben [verzoeker] en anderen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 6 november 2014 de zaak behandeld, waarbij zowel de verzoekers als de raad en [belanghebbende] aanwezig waren, vertegenwoordigd door hun advocaten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening strekte tot schorsing van de besluiten van 14 en 21 november 2013, maar dat nader onderzoek nodig was voor een inhoudelijke beoordeling van de vragen die door [verzoeker] en anderen waren opgeworpen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de paardenbak reeds was gerealiseerd, waardoor het treffen van een voorlopige voorziening niet zou leiden tot het beoogde doel van [verzoeker] en anderen. Bovendien werd aangenomen dat [belanghebbende] gehouden was om overlast te voorkomen volgens de voorwaarden van de verleende vergunning. Gezien de omstandigheden ter plaatse, zoals de afstand tot omringende woningen en de aard van het gebruik, werd niet aannemelijk geacht dat er sprake was van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201408409/2/A1.
Datum uitspraak: 19 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats],
tegen de tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 6 maart 2014 in zaken nrs. 13/2072 en 13/2068 en de uitspraak van 18 september 2014 in zaken nrs. 13/2068, 13/2069, 13/2072 en 13/2073 in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen
en
1. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik,
2. de raad van de gemeente Medemblik.
Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2013 heeft de raad een projectbesluit genomen ten behoeve van het oprichten van een paardenbak op het perceel [locatie] te Andijk (hierna: het perceel).
Bij besluit van 21 november 2013 heeft het college aan [belanghebbende] vergunning verleend voor het oprichten van een paardenbak op het perceel.
Bij tussenuitspraak van 6 maart 2014 heeft de rechtbank de raad in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin geconstateerde gebrek in het besluit van 14 november 2013 te herstellen met inachtneming van hetgeen zij in deze uitspraak heeft overwogen en iedere verdere beslissing aangehouden.
Bij brief van 8 mei 2014 heeft de raad een nadere motivering gegeven.
Bij uitspraak van 18 september 2014 heeft de rechtbank het door [verzoeker] en anderen tegen het besluit van 14 november 2013 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven en het tegen het besluit van 21 november 2013 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen de tussenuitspraak en de uitspraak hebben [verzoeker] en anderen hoger beroep ingesteld. [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad en [belanghebbende] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 november 2014, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. K. van Driel, advocaat te Heemskerk, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.J. de Boer, advocaat te Hoorn, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. S. Grasboer, advocaat te Alkmaar, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt ertoe dat de werking van de besluiten van 14 november 2013 en 21 november 2013 wordt geschorst totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
3. Nader onderzoek is nodig voor een inhoudelijke beoordeling van de door [verzoeker] en anderen opgeworpen vragen, waartoe deze procedure zich niet leent. De voorzieningenrechter ziet dan ook af van een inhoudelijke behandeling van de betogen van [verzoeker] en anderen vooruitlopend op de behandeling in de bodemprocedure. Over de vraag of in afwachting daarvan aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, wordt als volgt overwogen. Vast staat dat de paardenbak reeds is gerealiseerd, zodat het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het bouwen daarvan niet kan leiden tot het daarmee door [verzoeker] en anderen beoogde doel. Ten aanzien van het gebruik gaat de voorzieningenrechter er op voorhand van uit dat [belanghebbende] is gehouden om overlast te voorkomen op de wijze als vermeld in het besluit van 26 augustus 2010, waarbij aan haar ontheffing en bouwvergunning is verleend voor het oprichten van de paardenbak. Gelet op die voorwaarden, de situatie ter plaatse waaronder de aanwezige watergangen, de aanwezige groensingel, alsmede de afstand van de paardenbak tot de omringende woningen en de aard en omvang van het gebruik, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de omwonenden, zoals door [verzoeker] en anderen is gesteld. Daarom is er geen reden de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. [verzoeker] en anderen zullen de uitspraak op het hoger beroep moeten afwachten.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Wijgerde
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2014
672.