201406858/3/A1.
Datum uitspraak: 19 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te Hoorn,
verzoekers,
tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 mei 2014 en de uitspraak van 10 juli 2014 in zaak nr. 13/229 in het geding tussen:
[persoon A], [persoon B] en [persoon C], allen wonend te Hoorn,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hoorn.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2012 heeft het college besloten tot het afsluiten van de Willem de Zwijgerlaan te Hoorn tussen huisnummers 8 en de aansluiting met de Holenweg voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee door plaatsing van sluishekken.
Bij besluit van 18 december 2012 heeft het college het door onder meer [persoon A], [persoon B] en [persoon C] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 23 mei 2014 heeft de rechtbank naar aanleiding van het door [persoon A], [persoon B] en [persoon C] daartegen ingestelde beroep het college in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin geconstateerde gebrek in het besluit van 18 december 2012 te herstellen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak en iedere verdere beslissing aangehouden.
Bij uitspraak van 10 juli 2014 heeft de rechtbank het door [persoon A], [persoon B] en [persoon C] tegen het besluit van 18 december 2012 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het besluit van 3 juli 2012 herroepen.
Tegen deze uitspraken hebben onder meer [verzoeker] en anderen hoger beroep ingesteld. [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [persoon A] en [persoon B] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] en anderen en [persoon A] en [persoon B] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 november 2014, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker], bijgestaan door mr. J. Happé, advocaat te Zaandam, en het college, vertegenwoordigd door G.R.M. Koopman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [persoon A] en [persoon B], vertegenwoordigd door mr. J.J. de Boer, advocaat te Hoorn, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van [verzoeker] en anderen strekt ertoe dat de uitspraken van de rechtbank van 23 mei 2014 en 10 juli 2014 worden geschorst in afwachting van de uitspraak in hoger beroep zodat de juridische grondslag voor de feitelijke aanwezigheid van de sluishekken herleeft.
3. De voorzieningenrechter gaat er op voorhand van uit dat het in bezwaar gehandhaafde besluit van 3 juli 2012 een verkeersbesluit is als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw), waartegen bezwaar en (hoger) beroep open staat. In hetgeen [verzoeker] en anderen naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraken in hoger beroep niet in stand blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de rechtbank ten onrechte is overgegaan tot vernietiging van het besluit op bezwaar van 18 december 2012 en herroeping van het besluit van 3 juli 2012. Daarbij wordt betrokken dat de rechtbank naar voorlopig oordeel terecht heeft overwogen dat de aan de bewoners van de Willem de Zwijgerlaan gedane toezegging een zwaarwegende rol kan spelen bij de door het college te maken belangenafweging, maar dat die toezegging niet de grondslag kan vormen voor het nemen van een verkeersbesluit indien daarmee de in artikel 2, eerste lid en tweede lid, van de Wvw genoemde belangen niet worden gediend. Daarbij wordt voorts betrokken dat het college geen gebruik heeft gemaakt van de door de rechtbank geboden herstelmogelijkheid om te motiveren welk verkeersbelang c.q. welke verkeersbelangen met het in bezwaar gehandhaafde besluit van 3 juli 2012 is dan wel zijn gediend. De voorzieningenrechter acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de toelichting van partijen ter zitting gehoord hebbende, geen bijzondere belangen aanwezig die rechtvaardigen dat de uitspraken van de rechtbank worden geschorst in afwachting van de uitspraak op de ingestelde hoger beroepen.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Wijgerde
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2014
672.