201407610/2/A1.
Datum uitspraak: 19 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker] handelend onder de naam [camping], wonend te De Pol, gemeente Steenwijkerland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 1 augustus 2014 in zaak nr. 14/167 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland.
Procesverloop
Bij besluit van 2 december 2013 heeft het college aan [melkveebedrijf] een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van de melkveehouderij op het perceel [locatie] te De Pol.
Bij uitspraak van 1 augustus 2014 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 november 2014, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, en het college, vertegenwoordigd door ing. M. Betzema, werkzaam bij de gemeente, H. van Drongelen, werkzaam bij de gemeente Zwolle, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [eigenaar bedrijf], bijgestaan door mr. J.T.A.M. van Mierlo, advocaat te Zwolle, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt ertoe dat het besluit van 2 december 2013 wordt geschorst totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
3. Genomen besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt te meer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het tegen het besluit ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden. Daarbij geldt dat een vergunninghouder van een verleende vergunning op eigen risico gebruik maakt zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, ook als een verzoek als thans aan de orde wordt afgewezen.
4. De Afdeling dient in de bodemprocedure te beoordelen of de betogen van [verzoeker] over het Besluit milieueffectrapportage en de gestelde strijd met de plaatse geldende beheersverordening in hoger beroep nog aan de orde kunnen komen. In de bodemprocedure zal zij voorts moeten beoordelen of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep van [verzoeker] tegen de omgevingsvergunning niet kan slagen. Over de vraag of hangende die procedure aanleiding bestaat voor het treffen van de gevraagde voorziening overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van [verzoeker] dat de uitspraak op het hoger beroep niet kan worden afgewacht. Daarbij wordt betrokken dat [eigenaar bedrijf] ter zitting van de voorzieningenrechter te kennen heeft gegeven dat de onderbouw van de stal gereed is en dat met de realisering van de bovenbouw zal worden gewacht totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het hoger beroep.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Wijgerde
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2014
672.