201402514/1/A3.
Datum uitspraak: 26 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 februari 2014 in zaak nr. 13/3132 in het geding tussen:
[appellant]
en
de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2013 heeft de bewaarder een verzoek van [appellant] tot herstel van een in de basisregistratie opgenomen perceelgrens afgewezen.
Bij besluit van 9 april 2013 heeft de bewaarder het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 februari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De bewaarder heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2014, waar [appellant], en de bewaarder, vertegenwoordigd door mr. M.I. Mollee-ten Hoor en E.W.H. van Elferen, beiden werkzaam bij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, zijn verschenen. Voorts is [partij] ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Kadasterwet is de bewaarder, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, belast met het bijwerken van de basisregistratie kadaster.
Ingevolge artikel 7f, tweede lid, zijn onverminderd artikel 48, vierde lid, de in de basisregistratie kadaster opgenomen gegevens, bedoeld in artikel 48, tweede lid, onderdelen a tot en met d, en derde lid, onderdelen a tot en met c, authentieke gegevens.
Ingevolge artikel 7t, eerste lid, kan een belanghebbende, indien hij gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen.
Ingevolge artikel 48, derde lid, bevat de basisregistratie kadaster de landelijke kadastrale kaart. Die kaart is toegankelijk door middel van een coördinaat in het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52, of door middel van de kadastrale aanduiding van een perceel. De landelijke kadastrale kaart bevat:
a. de afbeelding van de kadastrale grenzen van een perceel, weergegeven in het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52;
(…).
2. [appellant] is eigenaar van het perceel aan de [locatie A] te Rotterdam, kadastraal bekend gemeente Kralingen, sectie […], nummer […]. De grens met het perceel aan de [locatie B] te Rotterdam, kadastraal bekend gemeente Kralingen, sectie […], nummer […], eigendom van [partijen] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij]), is met een ontstaansveldwerk vastgesteld op 9 november 1962. De grens is vastgelegd in een kadastrale kaart van 1964. Op verzoek van [appellant] heeft een landmeter van het kadaster op 17 oktober 2012 de kadastrale grens tussen de percelen [nummers] gereconstrueerd.
3. [appellant] voert aan dat de rechtbank en de bewaarder er ten onrechte van zijn uitgegaan dat hij met zijn verzoek beoogt de grens tussen de percelen zoals weergegeven op de kadastrale kaart van 1964 te wijzigen. De kaart is volgens hem juist. Voorts stelt hij dat de door de bewaarder gehanteerde berekening, welke volgt uit de kadastrale kaart, onjuist is. Volgens [appellant] is de afstand van de schuur van [partij] tot de grens tussen de percelen [nummers] 22,40 meter met aftrek van 19,27 meter, 3,13 meter en de afstand tussen zijn schuur en de grens tussen de percelen 3,41 meter. Tot slot betoogt [appellant] dat de reconstructie van de kadastrale grens onjuist is. Hiertoe voert hij aan dat de grens in een rechte lijn vanaf de glaswand zou moeten liggen en dat [partij] er ten onrechte vanuit gaat dat deze lijn scheef loopt. Ten onrechte heeft het Centrale Kadaster Apeldoorn aan [partij] verklaard dat dit de juiste grens is, in tegenstelling tot het standpunt van het Kadaster Rotterdam, dat aan zijn echtgenote is medegedeeld, aldus [appellant].
4. Nu [appellant] aan de kadastrale kaart van 1964 een andere uitleg geeft dan de bewaarder, moet zijn verzoek worden opgevat als verzoek tot herstel van de in de basisregistratie kadaster opgenomen perceelgrens. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de eigen berekening van [appellant] onvoldoende aanleiding is om aan de juistheid van het ontstaansveldwerk van 1962 en de kadastrale kaart van 1964 te twijfelen. [appellant] berekent steeds niet de afstand van de schuur tot de perceelgrens, maar de breedte van de schuur, en toont daarmee niet aan dat de kadastrale kaart en berekening van de bewaarder onjuist zijn. Dat, zoals [appellant] stelt, aan zijn echtgenote is medegedeeld dat de perceelgrens in een rechte lijn vanaf de glaswand loopt, doet eveneens aan de juistheid van de kadastrale kaart niet af. Het betoog van [appellant] dat de reconstructie door een landmeter op 17 oktober 2012 niet juist is verricht, biedt geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de bewaarder het verzoek tot herstel terecht heeft afgewezen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2014
382-819.