201401243/1/A2.
Datum uitspraak: 26 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 december 2013 in zaak nr. 12/4199 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellant] voor het jaar 2008 herzien op nihil.
Bij besluit van 15 oktober 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2014, waar [appellant], bijgestaan door M. Asnossi en mr. E.J. Joosten, advocaat te Utrecht, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, aldaar werkzaam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: Wko), zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder aanspraak op een toeslag in de door hem te betalen kosten van kinderopvang, indien de gastouderopvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau plaatsvindt.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1˚ het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2˚ de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3˚ de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit van 15 oktober 2012 ten grondslag gelegd dat [appellant] niet heeft aangetoond de kosten voor kinderopvang over 2008 te hebben betaald.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet heeft aangetoond de door hem gestelde kosten voor kinderopvang te hebben betaald. Hij verwijst naar de in beroep overgelegde bankafschriften en verklaringen van de gastouders dat zij het bedrag aan kinderopvangkosten hebben ontvangen. [appellant] stelt voorts te hebben vertrouwd op de informatie van het gastouderbureau omtrent het verrichten van de betalingen.
3.1. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2011 in zaak nr. 201102962/1/H2) volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft betaald en wat de hoogte daarvan is.
De door de gastouders opgestelde verklaringen zijn ongedateerd, waardoor niet kan worden vastgesteld wanneer deze zijn opgesteld. Daarbij komt dat de in de overgelegde bankafschriften vermelde contante geldopnames niet corresponderen met de bedragen uit die verklaringen. Op grond hiervan heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] met de overgelegde stukken niet heeft aangetoond de kosten voor kinderopvang over 2008 te hebben betaald. Dat [appellant], naar gesteld, heeft vertrouwd op de informatie van het gastouderbureau doet aan het voorgaande niet af omdat het de verantwoordelijkheid is van [appellant] om een deugdelijke administratie bij te houden. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellant] over 2008 heeft herzien op nihil.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2014
480-809.