ECLI:NL:RVS:2014:4254

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
26 november 2014
Zaaknummer
201401115/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • E. Helder
  • F.D. van Heijningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake ongeldigverklaring rijbewijs en deelname alcoholslotprogramma

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 18 december 2013 het beroep tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) ongegrond verklaarde. Het CBR had op 27 november 2012 besloten het rijbewijs van [appellant] ongeldig te verklaren en hem verplicht aan een alcoholslotprogramma deel te nemen. Na het ongegrond verklaren van het bezwaar door het CBR op 10 april 2013, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 29 september 2014 behandeld, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.S. Kat, en het CBR werd vertegenwoordigd door mr. L.H. Krajenbrink.

De Afdeling overweegt dat de termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank. In dit geval was de uitspraak op 18 december 2013 verzonden, waardoor de termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 29 januari 2014. Het hoger beroepschrift is echter pas op 4 februari 2014 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. [appellant] heeft aangevoerd dat hij het hoger beroepschrift op 27 januari 2014 ter post heeft bezorgd, maar de Afdeling oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit ook daadwerkelijk het geval is.

De Afdeling stelt vast dat de onzekerheid over het tijdstip van ter post bezorging niet door objectief verifieerbare gegevens is weggenomen. De dagtekening van het hoger beroepschrift en de aantekeningen van de advocaat zijn niet voldoende om aan te tonen dat het hoger beroepschrift tijdig is verzonden. Daarom kan [appellant] niet in zijn hoger beroep worden ontvangen, en wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201401115/1/A1.
Datum uitspraak: 26 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 december 2013 in zaak nr. 13/2699 in het geding tussen:
[appellant]
en
de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (thans: de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen; hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2012 heeft het CBR het aan [appellant] afgegeven rijbewijs ongeldig verklaard en hem verplicht aan een alcoholslotprogramma deel te nemen.
Bij besluit van 10 april 2013 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 september 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.S. Kat, advocaat te Amsterdam, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. L.H. Krajenbrink, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8 van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge het tweede lid is bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet langer dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 6:24 zijn deze artikelen van overeenkomstige toepassing indien hoger beroep kan worden ingesteld.
2. De aangevallen uitspraak is verzonden op 18 december 2013, zodat de termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift ingevolge artikel 6:7 en artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, van de Awb is begonnen op 19 december 2013 en geëindigd op 29 januari 2014.
Het hoger beroepschrift is op 4 februari 2014 en derhalve niet langer dan een week na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, ontvangen. De datum van het poststempel op de bijbehorende envelop is niet leesbaar. [appellant] heeft aangevoerd dat het hoger beroepschrift tijdig, op 27 januari 2014, ter post is bezorgd. Daartoe verwijst hij naar de dagtekening van het hoger beroepschrift en een aantekening in de agenda van zijn advocaat dat het hoger beroep op die datum is ingediend. Voorts stelt hij dat zijn advocaat aan twee collega’s op de genoemde datum heeft medegedeeld dat zij met het hoger beroepschrift naar de brievenbus ging.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 augustus 2011 in zaak nr. 201011168/1/H3) wordt als uitgangspunt gehanteerd dat een via PostNL verzonden poststuk in ieder geval wordt geacht tijdig ter post te zijn bezorgd als het de eerste of tweede werkdag na de laatste dag van de bezwaar- of beroepstermijn is ontvangen, tenzij op grond van de vaststaande feiten aannemelijk is dat het later dan de laatste dag van de termijn ter post is bezorgd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 maart 2013 in zaak nr. 201300413/2/A1), is het in een geval waarin de rechter stelt het geschrift niet tijdig te hebben ontvangen, aan belanghebbende om aan de hand van gegevens en bescheiden aannemelijk te maken dat hij het geschrift tijdig ter post heeft bezorgd.
Niet in geschil is dat het hogerberoepschrift via PostNL is verzonden. Vast staat dat het poststuk later dan de eerste of tweede werkdag na de laatste dag van de beroepstermijn is ontvangen. Vastgesteld wordt verder dat de onzekerheid over het tijdstip van de ter post bezorging van het hoger beroepschrift niet door enig objectief verifieerbaar gegeven is weggenomen. De dagtekening van het hoger beroepschrift noch de aantekening in de agenda van de advocaat of de gestelde mededeling aan de collega’s van de advocaat, kunnen als een zodanig gegeven worden aangemerkt.
Nu [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het hoger beroepschrift binnen de gestelde termijn ter post heeft bezorgd en geen feiten heeft gesteld die kunnen meebrengen dat de overschrijding van deze termijn hem niet valt toe te rekenen, kan hij niet in zijn hoger beroep worden ontvangen.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Fransen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2014
407.