201303653/1/A2.
Datum uitspraak: 12 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 maart 2013 in zaak nr. 12/1606 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2012 heeft de raad de aanvraag van [appellante] om toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 30 mei 2012 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 maart 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, werkzaam aldaar, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend indien de aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden kosten niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak.
Ingevolge het derde lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld omtrent de overeenkomstig het tweede lid in acht te nemen criteria.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: Brt) wordt rechtsbijstand op basis van een toevoeging anders dan ten behoeve van eenvoudig rechtskundig advies, als zijnde van onvoldoende belang, niet verleend indien het op geld waardeerbare belang blijft beneden een bedrag van € 500,00.
2. Aan het besluit van 24 februari 2012, zoals bij het besluit van 30 mei 2012 gehandhaafd, heeft de raad ten grondslag gelegd dat de afgifte van de drachtige teckel van [appellante] door een kennis, bij wie zij de teckel tijdens een verhuizing had ondergebracht en die teruggave weigerde, een belang is van onvoldoende gewicht om een toevoeging voor te verstrekken.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de waarde van de teckel € 750,00 bedroeg zodat daarom een toevoeging diende te worden verleend.
3.1. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, moet in dit geval de teckel, een materieel belang worden geacht. Dit laat onverlet dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat de afgifte van de teckel geen belang omvatte dat in objectieve zin van voldoende gewicht is om rechtsbijstand te rechtvaardigen. [appellante] heeft met de in beroep overgelegde advertenties waarin teckels voor een vraagprijs van € 499,00 respectievelijk € 650,00 zijn aangeboden, niet aannemelijk gemaakt dat haar teckel een waarde van meer dan € 500,00 vertegenwoordigde. Ook uit de overgelegde factuur voor het identificeren van de inmiddels geboren pups en het opstellen van stamboomdocumenten blijkt die waarde niet. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het op geld waardeerbare belang het bedrag van € 500,00 overstijgt.
Het betoog faalt.
4. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat nu zij door het Juridisch Loket naar een advocaat is doorverwezen, zij erop mocht vertrouwen dat de toevoeging zou worden verleend.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraak van 8 oktober 2008 in zaak nr. 200800761/1), is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig dat aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon. Uit artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb volgt dat de taak zorg te dragen voor het verlenen van rechtsbijstand uitsluitend is opgedragen aan de raad. Daargelaten dat de verwijzing van het Juridisch Loket geen ondubbelzinnige toezegging inhoudt dat een toevoeging zal worden verleend, heeft het Juridisch Loket ook niet de bevoegdheid een dergelijke toezegging te doen. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat [appellante] geen vertrouwen aan de doorverwijzing van het Juridisch Loket heeft mogen ontlenen, dat een toevoeging zou worden verleend.
Het betoog faalt.
5. [appellante] stelt evenzeer tevergeefs dat de raad in strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden de toegang tot een onafhankelijke rechter belemmert, door iedere aanvraag om een toevoeging, waarbij een huisdier onderwerp van geschil is, af te wijzen. [appellante] heeft met die enkele stelling niet aannemelijk gemaakt dat de raad elke aanvraag waarbij een huisdier onderwerp van geschil is, afwijst.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2014
47-799.