ECLI:NL:RVS:2014:4213

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
19 november 2014
Zaaknummer
201404422/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand en vergoeding kosten bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 april 2014, waarin haar beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand ongegrond werd verklaard. De Raad voor Rechtsbijstand had op 4 september 2013 de aanvraag van [appellante] afgewezen, maar herzag dit besluit later op 27 november 2013 door alsnog een toevoeging te verlenen. Echter, op 12 februari 2014 werd het verzoek van [appellante] om vergoeding van de kosten die zij had gemaakt in verband met het bezwaar afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag om een toevoeging niet onrechtmatig was, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State overweegt dat [appellante] geen belang meer heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 27 november 2013, omdat haar aanvraag uiteindelijk is goedgekeurd. De Raad stelt vast dat de kosten die [appellante] heeft gemaakt voor de behandeling van het bezwaar niet vergoed hoeven te worden, omdat het bestuursorgaan niet in gebreke is gebleven. De Raad verwijst naar de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de rechtsbijstand, die bepalen dat vergoeding van kosten alleen plaatsvindt als het bestuursorgaan onrechtmatig heeft gehandeld.

Uiteindelijk bevestigt de Raad van State de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en het hoger beroep van [appellante] wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan op 19 november 2014.

Uitspraak

201404422/1/A2.
Datum uitspraak: 19 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 april 2014 in zaak nr. 14/92 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2013 heeft de raad de aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand ten behoeve van [appellante] afgewezen.
Bij besluit van 27 november 2013 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 4 september 2013 herzien en alsnog een toevoeging voor rechtsbijstand verleend.
Bij besluit van 12 februari 2014 heeft de raad het verzoek van [appellante] om vergoeding van de kosten die zij in verband met het bezwaar heeft moeten maken alsnog afgewezen.
Bij uitspraak van 11 april 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft, nadat [appellante] en de raad daarvoor toestemming hebben gegeven, bepaald dat een behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en daarna het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Bij het besluit van 27 november 2013 heeft de raad een toevoeging voor rechtsbijstand ten behoeve van [appellante] verleend en bij het besluit van 12 februari 2014 heeft de raad alsnog beslist op haar verzoek om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt. Dit betekent dat [appellante] geen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 27 november 2013. Hetgeen zij tegen dat besluit heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking meer.
2. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Ingevolge artikel 12, tweede lid onder g, van de Wet op de rechtsbijstand wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
3. De raad heeft aan het besluit van 12 februari 2014 ten grondslag gelegd dat het besluit van 4 september 2013 niet is herzien als gevolg van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid en dat er daarom geen reden is voor vergoeding van de door [appellante] gemaakte kosten in verband met de behandeling van het bezwaar.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank haar beroep op onjuiste gronden ongegrond heeft verklaard. Zij voert aan dat de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat zij de toevoeging heeft gevraagd voor rechtsbijstand in een strafzaak en ten onrechte heeft overwogen dat de raad haar reeds een toevoeging voor rechtsbijstand voor een eerdere procedure had verstrekt. [appellante] wijst erop dat haar aanvraag een eerste aanvraag om een toevoeging voor een bestuursrechtelijke procedure betrof.
4.1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen: "Het is volgens verweerder aan de gemachtigde van eiser om bij de aanvraag van de nieuwe toevoeging duidelijk aan te geven dat in het eerdere dossier de dagvaarding nietig is verklaard". Hoewel [appellante] met juistheid heeft aangevoerd dat deze overweging onjuist is, reeds omdat de raad dit niet heeft overwogen, kan het betoog niet leiden tot het daarmee beoogde doel. Daartoe wordt het volgende overwogen.
[appellante] heeft op het aanvraagformulier bij ‘Omschrijving rechtsprobleem’ vermeld: "Bezwaar tegen beslissing op bezwaar over huur- en zorgtoeslag over 2011" en daarbij het besluit op bezwaar gevoegd waartegen zij bij de rechtbank wilde opkomen, voor welke procedure zij de toevoeging voor rechtsbijstand heeft aangevraagd.
De raad heeft in het verweerschrift bij de rechtbank toegelicht dat hem uit het aanvraagformulier en het daarbij gevoegde besluit op bezwaar is gebleken dat [appellante] een toevoeging voor rechtsbijstand heeft gevraagd voor een procedure bij de rechtbank tegen voormeld besluit op bezwaar, waarbij het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk is verklaard omdat geen gronden zijn ingediend. Daarbij is vermeld dat het beroep derhalve ziet op de vraag of de bezwaargronden wel of niet zijn toegezonden en dat de raad gezien deze feitelijkheden van oordeel was dat de rechtzoekende zelfstandig haar belangen in de te voeren procedure kon behartigen. De gemachtigde van [appellante] heeft desgevraagd in de bezwaarfase aan de raad een nadere toelichting op de aanvraag om toevoeging gegeven en naar aanleiding daarvan heeft de raad in bezwaar alsnog ten behoeve van [appellante] een toevoeging voor rechtsbijstand gegeven.
Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb lag het op de weg van [appellante] om bij de aanvraag de informatie te verschaffen die nodig is voor het nemen van een beslissing op de aanvraag. Gelet op de aanvraag en het daarbij gevoegde besluit op bezwaar heeft de raad zich bij het besluit van 4 september 2013 in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanvraag een belang betrof waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten. De rechtbank is terecht, zij het op onjuiste gronden, tot het oordeel gekomen dat de afwijzing van de aanvraag van [appellante] om een toevoeging voor rechtsbijstand niet onrechtmatig was. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het besluit van 4 september 2013 in bezwaar niet is herzien als gevolg van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, zodat er geen reden is voor vergoeding van de door [appellante] gemaakte kosten in verband met de behandeling van het bezwaar.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Ettekoven w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2014
507.