201303659/1/A1.
Datum uitspraak: 15 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 8 maart 2013 in zaak nr. 12/817 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2011 heeft het CBR ten behoeve van [appellant] een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie B voor een termijn van drie jaar.
Bij besluit van 19 maart 2012 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 maart 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Wolvekamp, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 97, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen worden verklaringen van geschiktheid op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijsregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.
Ingevolge artikel 103, eerste lid, registreert het CBR, indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid.
Ingevolge artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Volgens paragraaf 8 "Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)" van hoofdstuk 8 "Psychiatrische stoornissen" van de bijlage bij de Regeling (hierna: de bijlage) is voor de beoordeling of misbruik wordt gemaakt van psychoactieve middelen een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
2. Aan de bij het besluit van 19 maart 2012 gehandhaafde beperkte geldigheidstermijn van de verklaring van geschiktheid heeft het CBR het rapport van een psychiater van 21 september 2011 (hierna: het rapport) ten grondslag gelegd. Het besluit is in overeenstemming met de door het CBR gehanteerde vuistregel.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het CBR ten behoeve van hem een verklaring van geschiktheid zonder termijnbeperking had moeten registreren. Volgens hem had het CBR een uitzondering op de door hem gehanteerde vuistregel moeten maken. Daartoe voert hij aan dat de keurende psychiater, gelet op het vonnis van de rechtbank van 16 september 2010 waarbij hij is vrijgesproken van rijden onder invloed, geen reden ziet om een termijnbeperking op te leggen.
4. In navolging van de keuringsartsen hanteert het CBR een vuistregel als uitgangspunt bij de beoordeling of redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de aanvrager slechts aan de bij ministeriele regeling vastgestelde eisen met betrekking tot lichamelijke en geestelijke geschiktheid voldoet voor een daarbij te bepalen termijn. Deze vuistregel houdt in dat personen na een recidiefvrije periode van een jaar geschikt worden geacht voor een termijn van een jaar. Daarna zullen deze personen bij het voortdurend uitblijven van (het vermoeden van) alcoholmisbruik voor een termijn van drie jaar geschikt worden geacht, vervolgens voor vijf jaar en uiteindelijk voor onbepaalde tijd. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 3 december 2008 in zaak nr. 200802335/1) dat die vuistregel in het algemeen niet onredelijk is.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het CBR in redelijkheid tot het registreren van een verklaring van geschiktheid met een termijnbeperking van drie jaar heeft kunnen besluiten. De rechtbank heeft daartoe terecht overwogen dat het CBR het rapport heeft mogen volgen en dat het CBR geen uitzondering behoefde te maken op de vuistregel. Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat de uitkomst van de strafprocedure niet bepalend is voor de bestuursrechtelijke procedure. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 13 april 2011 in zaak nr. 201009347/1/H3), gaat het in zaken zoals deze immers niet om een strafrechtelijke procedure, maar om een daarvan los staande bestuursrechtelijke maatregel ter bevordering van de verkeersveiligheid. Anders dan [appellant] stelt, heeft de keurende psychiater niet geadviseerd om geen termijnbeperking op te leggen. De psychiater concludeert dat [appellant] langer dan twee jaar alcoholabstinent is, geschikt is voor tenminste drie jaar, maar gelet op het vonnis van de rechtbank in feite voor onbepaalde duur. De psychiater adviseert het CBR uiteindelijk om een verklaring van geschiktheid af te geven voor een periode van drie jaar.
De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het CBR in redelijkheid tot het registreren van een verklaring van geschiktheid met een termijnbeperking van drie jaar heeft kunnen besluiten.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2014
357-712.