ECLI:NL:RVS:2014:4165

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2014
Publicatiedatum
19 november 2014
Zaaknummer
201407654/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.B.M. Hent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Italië

Op 14 november 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, mede voor haar minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 15 augustus 2014, waarin de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 9 september 2014 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek van de vreemdeling gericht was op het voorkomen van haar overdracht aan Italië gedurende de behandeling van het hoger beroep. De rechter stelde vast dat de beoordeling van de ingediende gronden in hoger beroep nader onderzoek vereiste, wat niet goed paste in de huidige procedure. Gezien het spoedeisende belang van de vreemdeling, werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen.

In de beslissing werd bepaald dat de vreemdeling niet zou worden overgedragen totdat er een uitspraak was gedaan op het hoger beroep. Daarnaast werd de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek waren gemaakt, tot een bedrag van € 487,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.B.M. Hent, als voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

Uitspraak

201407654/2/V3.
Datum uitspraak: 14 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen (hierna: de rechtbank), van 9 september 2014 in zaken nrs. 14/19119 en 14/19120 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 15 augustus 2014 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 9 september 2014 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdeling wordt overgedragen aan Italië gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep.
2. De beoordeling van hetgeen door de vreemdeling in hoger beroep is voorgedragen vergt nader onderzoek, waartoe deze procedure zich niet goed leent. Nu voorts is gebleken van een spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, komt het verzoek op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om de staatssecretaris op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt overgedragen totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 487,00 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Hent w.g. Verbeek
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2014
574-796.