201400928/1/A2.
Datum uitspraak: 19 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuur van het Faunafonds (hierna: het Faunafonds),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 december 2013 in zaak nr. 13/2247 in het geding tussen:
[wederpartij], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], woonachtig te Vaals, (hierna: [wederpartij])
en
het Faunafonds.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2012 heeft het Faunafonds aan [wederpartij] een tegemoetkoming in faunaschade aan Jonagold appels verleend van € 134,00.
Bij besluit van 17 juni 2013 heeft het Faunafonds het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 17 juni 2013 vernietigd voor zover dit ziet op het niet verlenen van een tegemoetkoming in faunaschade aan Junami appels, het besluit van 6 december 2012 in zoverre herroepen, de tegemoetkoming in faunaschade aan Junami appels vastgesteld op € 1284,00, het Faunafonds veroordeeld tot betaling van deze tegemoetkoming aan [wederpartij] en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het Faunafonds hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Het Faunafonds en [wederpartij] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2014, waar het Faunafonds, vertegenwoordigd door mr. W. van Dijk, werkzaam bij het Faunafonds, en [wederpartij], vertegenwoordigd door [maat A], bijgestaan door mr. M.J.M. van Vugt, advocaat te Maastricht, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Volgens artikel 1 van de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade (hierna: de Beleidsregels) wordt onder "taxateur" verstaan: een taxateur die werkzaam is voor een door het bestuur aangewezen taxatiebureau.
Volgens artikel 5, tweede lid, zal de aanvrager het gewas, de teelt, of de producten waarop het verzoek betrekking heeft, niet eerder oogsten dan wel verkopen of anderszins van zijn bedrijf afvoeren, dan nadat de schade door een taxateur definitief is getaxeerd.
Volgens het derde lid stelt de taxateur, met inachtneming van de door het Faunafonds vastgestelde taxatierichtlijnen, van zijn bevindingen een rapport samen en ondertekent dat.
In de Richtlijnen van het Faunafonds ten behoeve van Faunataxaties (hierna: de Richtlijnen) is, onder punt 3, vermeld dat, nadat de opdracht tot taxatie is ontvangen, in beginsel binnen zeven werkdagen een bedrijfsbezoek wordt gebracht, ter gelegenheid waarvan wordt aangetekend door welke diersoort aan welk gewas schade is toegebracht. Tevens wordt de omvang van de schade alsmede de door de grondgebruiker getroffen afweermaatregelen aangetekend. Voorts is, onder punt 4, vermeld dat het moment waarop de schade wordt afgetaxeerd afhankelijk is van een groot aantal factoren. De taxateur kan besluiten onder meer de volgende werkwijze te volgen: de schade eventueel direct bij het eerste of tweede bezoek aftaxeren. Het moment van taxatie van het beschadigde en onbeschadigde gewas dient zo dicht mogelijk te liggen bij het tijdstip van ingebruikname van het perceel (bij grasland de inschaar- of maaidatum; bij akkerbouw het moment van oogsten).
2. Het Faunafonds betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [wederpartij] de in artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregels vermelde vereisten niet heeft geschonden. Voorts betoogt het Faunafonds dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet valt in te zien waarom de taxateur de schade niet heeft kunnen vaststellen omdat [wederpartij] de beschadigde Junami appels direct na de oogst - afgescheiden van de onbeschadigde appels - in vijf kratten in de koelcel heeft geplaatst.
Hiertoe voert het Faunafonds aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat aan de in artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregels vermelde vereisten afzonderlijk moet worden voldaan. Hieraan wordt niet voldaan indien, zoals in het geval van [wederpartij], het gewas is geoogst, nu de taxateur dan niet meer kan vaststellen wat de oorzaak van de schade is geweest. Dat het geoogste gewas nog op het bedrijf aanwezig is en nog niet is verkocht, brengt niet met zich dat alsnog aan die vereisten wordt voldaan, aldus het Faunafonds.
2.1. [wederpartij] heeft op 25 oktober 2012 een verzoek ingediend om een tegemoetkoming in faunaschade. Daarin heeft hij vermeld dat hij deze schade op 24 oktober 2012 heeft geconstateerd op een perceel met Junami appels van 8,75 hectare en dat deze schade is veroorzaakt door koolmezen.
In hoger beroep is onbestreden dat [wederpartij] de Junami appels op 27 en 28 oktober 2012 heeft geoogst. De taxateur van Taxatiebureau 2000 b.v. - een door het Faunafonds aangewezen taxatiebureau - heeft, blijkens zijn taxatierapport, op 29 oktober 2012 een eerste taxatie uitgevoerd en daarbij vastgesteld dat er schade is aangebracht aan Jonagold appels. Bij brieven van 9 november 2012 en 14 mei 2013 heeft de taxateur nader toegelicht dat hij in een telefoongesprek [wederpartij] heeft voorgehouden dat er geen vaststelling van schade mogelijk is van een reeds geoogst product (de Junami appels). Verder heeft de taxateur opgemerkt dat taxatie van een geoogst product niet in overeenstemming is met de Richtlijnen en dat hij derhalve de geplukte Junami appels niet heeft opgenomen in de taxatie.
2.2. De Afdeling is van oordeel dat de uitleg van het Faunafonds van artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregels dat de grondgebruiker in beginsel gehouden is de komst van een taxateur van een door het Faunafonds aangewezen taxatiebureau af te wachten voordat hij het beschadigde gewas of product oogst, niet onredelijk is. In dit verband heeft het Faunafonds er terecht op gewezen dat de taxateur bij zijn onderzoek moet kunnen vaststellen op welk perceel de schade zich heeft voorgedaan en wat het causale verband is tussen de schade en de schadeoorzaak. Nu [wederpartij] de Junami appels heeft geoogst voordat een taxateur van een door het Faunafonds aangewezen taxatiebureau het schadeperceel heeft bezocht, is de taxateur in dat onderzoek belemmerd. Immers, voor beschadigde appels die elders in kisten zijn opgeslagen kan, zoals het Faunafonds in zijn nader stuk terecht heeft opgemerkt, niet worden vastgesteld wat de oorzaak van die schade is en evenmin wat de relatie is met het schadeperceel. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft het Faunafonds derhalve terecht het standpunt ingenomen dat [wederpartij] niet aan de in artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregels vermelde vereisten heeft voldaan.
Het Faunafonds heeft op de zitting bij de Afdeling aangegeven dat de omstandigheden van dit geval aanleiding geven van artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregels af te wijken. Het Faunafonds onderschrijft de beslissing van de rechtbank dat de tegemoetkoming in faunaschade aan Junami appels moet worden vastgesteld op een bedrag van € 1284,00. Het Faunafonds dient dan ook zorg te dragen voor de uitbetaling van dit bedrag aan [wederpartij].
3. Het hoger beroep is gegrond. Dit leidt, gelet op hetgeen hiervoor aan het slot van 2.2 is overwogen, niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, maar tot een bevestiging ervan met verbetering van gronden.
4. Het Faunafonds dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak;
III. veroordeelt het bestuur van het Faunafonds tot vergoeding van bij [wederpartij], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1028,52 (zegge: duizendachtentwintig euro en tweeënvijftig cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 54,52 is toe te rekenen aan reiskosten;
IV. bepaalt dat van het bestuur van het Faunafonds een griffierecht van € 493,00 (zegge: vierhonderddrieënnegentig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. de Heer, griffier.
w.g. Borman w.g. De Heer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2014
636.