201303033/1/A2.
Datum uitspraak: 12 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Winkeliersvereniging "Het Koopcentrum Vierambachtsstraat", gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 februari 2013 in zaak nr. 12/433 in het geding tussen:
de vereniging
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2011 heeft het college een aan de vereniging op 16 april 2008 verleende en op 14 oktober 2009 gewijzigde subsidie gewijzigd en vastgesteld op € 135.714,31.
Bij besluit van 20 december 2011 heeft het college het door C. Los, naar hij stelt handelend namens de vereniging, daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2013 heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vereniging hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2013, waar de vereniging, vertegenwoordigd door drs. C. Los, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. Tegen het besluit van 8 september 2011 heeft Los bij brief van 13 oktober 2011, naar hij heeft gesteld namens de vereniging, bezwaar gemaakt. Bij brief van 26 oktober 2011 heeft het college de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd en is Los verzocht om uiterlijk op 9 november 2011 stukken in te dienen waaruit blijkt dat hij bevoegd dan wel gemachtigd is namens de vereniging bezwaar in te dienen. Daarbij is voorts vermeld dat, indien hij deze gegevens niet uiterlijk op 9 november 2011 aanlevert, dit op grond van artikel 6:6 van de Awb leidt tot het advies het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
Bij besluit van 20 december 2011 heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat Los weliswaar uittreksels van de Kamer van Koophandel en de statuten van de vereniging heeft overgelegd, maar dat daaruit niet blijkt dat hij bevoegd of gemachtigd was het bezwaarschrift namens de vereniging te ondertekenen.
3. De vereniging betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college het door Los naar hij stelt namens de vereniging gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk mocht verklaren. Daartoe voert zij aan dat zij de door het college gevraagde bescheiden waaruit blijkt dat Los bevoegd is tot het indienen van bezwaar namens de vereniging tijdig per e-mail heeft toegezonden. Bij die bewuste e-mail van 9 november 2011 aan het college waren de statuten van de vereniging, een machtiging van de vereniging en uittreksels van de Kamer van Koophandel gevoegd, aldus de vereniging.
3.1. Naar aanleiding van de brief van 26 oktober 2011 heeft Los op 9 november 2011 een e-mail met bijlagen verzonden. Niet in geschil is dat deze bijlagen de statuten van de vereniging alsook uittreksels van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel met betrekking tot de vereniging en de besloten vennootschap f_fect B.V. bevatten. In geschil is of de bijlagen bij die e-mail ook de machtiging van de bestuurders van de vereniging aan Los om de vereniging in rechte te vertegenwoordigen bevatten. Ter zitting bij de rechtbank heeft de vereniging desgevraagd toegelicht dat zij wil aannemen dat de bijlage bij de e-mail van 9 november 2011 alleen uittreksels van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en haar statuten bevatte. Voorts heeft de vereniging in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt dat de bijlagen bij die e-mail de machtiging van de bestuurders van de vereniging bevatten en evenmin dat die machtiging anderszins tijdig is overgelegd. De rechtbank heeft derhalve terecht en op goede gronden geoordeeld dat het college het bezwaar op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu Los, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, de gevraagde machtiging niet tijdig heeft overgelegd. Anders dan de vereniging ter zitting heeft betoogd, bestaat geen grond voor het oordeel dat het college in dit geval de wet te strikt heeft toegepast. Artikel 2:1, tweede lid, van de Awb gaf het college de bevoegdheid een schriftelijke machtiging van Los te verlangen. Los heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was om binnen de daartoe gestelde termijn daaraan gevolg te geven. Het niet overleggen van de machtiging is derhalve toe te rekenen aan een fout van Los, waarvan de gevolgen voor risico van de vereniging dienen te komen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2014
17-705.