ECLI:NL:RVS:2014:4058

Raad van State

Datum uitspraak
12 november 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
201305973/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wijziging bestemmingsplan ten behoeve van bedrijf in Escharen

In deze zaak heeft de Raad van State op 12 november 2014 uitspraak gedaan over het beroep van [appellante] tegen de weigering van de raad van de gemeente Grave om het bestemmingsplan "Buitengebied 1998" te wijzigen ten behoeve van haar bedrijf, gevestigd aan de Graafschedijk 69 te Escharen. Het oorspronkelijke besluit van de raad dateert van 25 september 2012, waarin de raad de wijziging van het bestemmingsplan weigerde. Hiertegen heeft [appellante] bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 23 april 2013 door de raad ongegrond verklaard. Vervolgens heeft [appellante] beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 1 juli 2014 zijn zowel [appellante], vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. Rouwet, als de raad, vertegenwoordigd door E. Daanen en D. Wessels, verschenen. De Raad van State heeft in haar overwegingen benadrukt dat de raad beleidsvrijheid toekomt bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze besluiten terughoudend worden getoetst. De raad heeft in het bestreden besluit aangegeven dat het niet wenselijk is om een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure te starten voor het bedrijf van [appellante], omdat er al een passende regeling is opgenomen in het bestaande bestemmingsplan.

[appellante] heeft betoogd dat het nieuwe bestemmingsplan niet volledig tegemoetkomt aan haar belangen en dat er onzekerheid bestaat over de haalbaarheid van het nieuwe plan. De Raad van State oordeelt echter dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het verzoek van [appellante] om een herziening van het bestemmingsplan af te wijzen. De Raad van State verklaart het beroep van [appellante] ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201305973/1/R3.
Datum uitspraak: 12 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Escharen, gemeente Grave,
en
de raad van de gemeente Grave,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2012 heeft de raad geweigerd het bestemmingsplan "Buitengebied 1998" ten behoeve van het bedrijf van [appellante], gevestigd aan de Graafschedijk 69 te Escharen, te wijzigen.
Bij besluit van 23 april 2013 heeft de raad het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J. Rouwet, advocaat te Mill, en de raad, vertegenwoordigd door E. Daanen en D. Wessels, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
2. De raad heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het niet wenselijk is een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure op te starten ten behoeve van het bedrijf van [appellante] omdat voor het bedrijf een passende regeling is opgenomen in het op dat moment bij de raad voorliggende bestemmingsplan "Buitengebied".
3. [appellante] betoogt dat het bestemmingsplan "Buitengebied" weliswaar een verbetering inhoudt voor haar positie, doch niet geheel tegemoet komt aan haar verlangens om daarin de rechten op te nemen die zij had in de voorheen geldende bestemmingsplannen "Buitengebied 1988" en "Buitengebied 1988 - Herziening 1991". Daarbij is het volgens haar niet zeker dat het nieuwe plan de eindstreep zal halen.
4. Gelet op de aan de raad toekomende beleidsvrijheid is er geen grond voor het oordeel dat de raad bij het bestreden besluit niet in redelijkheid de afwijzing van het verzoek van [appellante] om voor haar percelen een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 1998" vast te stellen, heeft kunnen handhaven. De enkele omstandigheid dat [appellante] wil dat de rechten uit de voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied 1998" geldende plannen wederom voor haar percelen gaan gelden, is daarvoor ontoereikend. Hierbij is van belang dat [appellante] haar wensen en belangen in de procedure met betrekking tot het op 25 april 2013 door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied" evenzeer aan de orde heeft kunnen stellen als in een afzonderlijke procedure die alleen betrekking zou hebben op haar percelen. Voorts geldt ook voor een afzonderlijke procedure dat niet zeker is wanneer een in dat kader genomen besluit, dat overigens eerst later tot stand zou kunnen komen dan het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied", in rechte onaantastbaar zou worden.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Mathot
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2014
413.