201308678/1/R3.
Datum uitspraak: 12 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Valkenswaard,
en
de raad van de gemeente Valkenswaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoge Akkers" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2014 waar [appellant A], bijgestaan door J.H.T. Roosen-Goudsmit, en de raad, vertegenwoordigd door drs. C. Evers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeing toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het beroep van [appellant] richt zich tegen de bestemming "Verkeer" voor de gronden aan de kruising Europalaan/Bakkerstraat/Wolbergstraat te Valkenswaard ter hoogte van zijn woning aan de [locatie]. [appellant] voert aan dat op de gronden tussen de Europalaan en zijn perceel een recht van erfdienstbaarheid rust in de vorm van het moeten dulden van een in- en uitrit, welke verplichting aan de verwezenlijking van het plan in de weg staat, omdat hij na de aanleg van de in het plan beoogde rotonde ter plaatse van de kruising zijn perceel niet meer vanaf de Europalaan kan bereiken.
[appellant] voert verder aan dat de uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2012 in zaak nr. 201109956/1/A1 over de voor deze rotonde met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleende vrijstelling de verklaring van het college van burgemeester en wethouders bevat dat de afstand van zijn perceel tot de rotonde 18 m bedraagt. Het is volgens hem door een gebrek aan ruimte niet mogelijk om binnen de bestemming "Verkeer" de beoogde rotonde te realiseren en hierbij deze afstand in acht te nemen. Daarnaast betoogt [appellant] dat het niet mogelijk is om uit de verbeelding de exacte situering van de rotonde af te leiden. Vanwege deze onzekerheid zou de rotonde dichter bij zijn woning kunnen worden gesitueerd.
Verder betwist [appellant] het standpunt van de raad dat in het conserverende plan slechts de onherroepelijke vrijstelling voor de rotonde is bestemd, aangezien de voorziene reconstructie van de Europalaan gedeeltelijk zal plaatsvinden op gronden die deel uitmaken van het plan en in zoverre sprake is van een nieuwe ontwikkeling. De raad is ten onrechte niet ingegaan op de milieueffecten daarvan, waaronder de geluidhinder als gevolg van de te verwachten toename van het verkeer.
3. Over de erfdienstbaarheid stelt de raad dat aan de strook grond langs de Europalaan, waarop de erfdienstbaarheid rust, in het daarvoor geldende bestemmingsplan een verkeersbestemming is toegekend die het gebruik als in- en uitrit niet uitsluit. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat voor de aanleg van een rotonde op de kruising Europalaan/Bakkerstraat/Wolbergstraat het college eerder vrijstelling heeft verleend. Het plan voorziet niet in een nieuwe ontwikkeling, maar voorziet slechts in de aanleg van een rotonde op basis van de eerder verleende vrijstelling. Binnen de bestemming "Verkeer" is volgens de raad voldoende ruimte om deze rotonde aan te leggen.
4. De raad heeft ter zitting onweersproken toegelicht dat aan de strook grond vanaf de Europalaan naar het perceel [locatie] waarop de genoemde erfdienstbaarheid rust, ingevolge het daar geldende planologische regime een verkeersbestemming is toegekend, zodat ter plaatse een in- en uitrit kan worden gerealiseerd en het perceel van [appellant] aldus bereikbaar blijft. Gelet hierop is er in zoverre geen evidente privaatrechtelijke belemmering die aan de realisering van de verkeersbestemming in het plan in de weg staat.
Het betoog faalt.
5. Bij besluit van 20 september 2011 heeft het college vrijstelling verleend voor de aanleg van een rotonde op de kruising Europalaan/Bakkerstraat/Wolbergstraat. In voornoemde uitspraak van 8 augustus 2012 heeft de Afdeling de hiertegen gerichte beroepen niet-ontvankelijk dan wel ongegrond verklaard, waarmee het vrijstellingsbesluit in rechte onaantastbaar is geworden. Het plan kent een verkeersbestemming ter plaatse van de gronden waarop deze vrijstelling betrekking heeft. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de met de vrijstelling toegestane rotonde, met inachtneming van de verklaring daarover van het college van burgemeester en wethouders zoals opgenomen in voornoemde uitspraak, niet binnen deze bestemming kan worden gerealiseerd. Voor een nadere detaillering op de verbeelding heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien.
6. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in voornoemde uitspraak van 8 augustus 2012 veroorzaakt het gebruik van de rotonde geen toename van verkeer op de Europalaan. Nu het plan voorziet in deze rotonde en de verkeersbestemming voor de Europalaan, zoals ook in het vorige bestemmingsplan, het huidige gebruik van die weg vastlegt, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan in zoverre niet voorziet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarvan de milieueffecten hadden moeten worden onderzocht. Voor zover [appellant] stelt dat het besluit hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder ten behoeve van de reconstructie van de Europalaan door de Afdeling is vernietigd heeft dit geen gevolgen voor de vaststelling van het voorliggende plan, nu dit vaststellingsbesluit gelet op hetgeen in 5 en 6 is overwogen niet is genomen ten behoeve van de reconstructie. Overigens mag, zoals de raad te kennen heeft gegeven, tot reconstructie van de Europalaan zonder dat een besluit hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder genomen is, niet worden overgegaan.
Het betoog faalt.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Hagen w.g. Lap
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2014
429-656.