ECLI:NL:RVS:2014:4017

Raad van State

Datum uitspraak
27 oktober 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
201407471/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • Y.M. van Soest-Ahlers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied 2e herziening, Rapenburg 154

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 oktober 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Buitengebied 2e herziening, Rapenburg 154". Dit bestemmingsplan werd op 10 juli 2014 vastgesteld door de raad van de gemeente Hulst. De verzoeker, die zich niet kon verenigen met het plan, heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 20 oktober 2014 ter zitting behandeld, waar de verzoeker en de raad vertegenwoordigd door T.M.J. de Koster aanwezig waren.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in het gebruik van een bedrijfswoning als burgerwoning en in het gebruik van een schuur ten behoeve van deze plattelandswoning. De verzoeker betoogde dat er geen gemeentelijk beleid is omtrent plattelandswoningen en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen. Hij stelde dat er een spoedeisend belang is, omdat anders omgevingsvergunningen verleend kunnen worden en inconsistente planregels in werking treden.

De voorzitter concludeerde dat het plan geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden biedt ten opzichte van het vorige plan en dat er geen onomkeerbare gevolgen te verwachten zijn voorafgaand aan de uitspraak in de bodemprocedure. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 oktober 2014.

Uitspraak

201407471/2/R2.
Datum uitspraak: 27 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaatsen], (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
en
de raad van de gemeente Hulst,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2e herziening, Rapenburg 154" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 oktober 2014, waar [verzoeker], in de persoon van [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door T.M.J. de Koster, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Met het plan wordt voor de gronden aan Rapenburg 154 voorzien in het gebruik van een bedrijfswoning als burgerwoning, door de bedrijfswoning te bestemmen als plattelandswoning in de zin van artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voorts is beoogd te voorzien in het gebruik van een schuur ten behoeve van deze plattelandswoning.
3. [verzoeker] kan zich niet met het plan verenigen. Hij betoogt onder meer dat een gemeentelijk beleid omtrent plattelandswoningen ontbreekt, dat in het plangebied geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd en dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen. [verzoeker] stelt dat met het verzoek een spoedeisend belang is gemoeid omdat anders mogelijk omgevingsvergunningen worden verleend en inconsistente planregels in werking treden.
4. Het plan biedt geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van het vorige plan. Hierbij betrekt de voorzitter dat uit het toekennen van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" ter plaatse van de schuur niet volgt dat is voorzien in een tweede woning op het perceel. Het plan voorziet net als het vorige plan in één woning, die reeds is gerealiseerd. Voorts voorziet het plan in hetzelfde maximaal toegestane bebouwingspercentage voor gebouwen binnen het ongewijzigde bouwvlak. Overigens is niet gebleken van een voornemen tot wijziging van de bebouwde situatie.
Het plan voorziet wel in een wijziging van het gebruik van de bestaande bedrijfswoning, namelijk als burgerwoning. Indien het plan in de uitspraak in de bodemprocedure wordt vernietigd, kan echter in beginsel handhavend worden opgetreden tegen dit gebruik als burgerwoning aangezien dit dan niet in overeenstemming is met het planologisch regime dat na de eventuele vernietiging zal gelden. Voor zover het plan voorziet in een wijziging van het gebruik van de schuur, namelijk ten behoeve van de als burgerwoning gebruikte bedrijfswoning, geldt eveneens dat hiertegen in beginsel handhavend zal kunnen worden opgetreden indien het plan wordt vernietigd.
Verder is ter zitting vastgesteld dat op de gronden van [verzoeker] rond het plangebied geen agrarische activiteiten plaatsvinden en dat ook geen voornemen bestaat deze op afzienbare termijn te doen aanvangen.
Gelet op het vorenstaande is niet gebleken dat zich naar verwachting voorafgaand aan de uitspraak in de bodemprocedure onomkeerbare gevolgen zullen voordoen of dat zodanige belangen in het geding zijn dat het treffen van een voorlopige voorziening is aangewezen.
De conclusie is dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
5. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Soest-Ahlers
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2014
343-743.