201302284/1/A2.
Datum uitspraak: 12 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 januari 2013 in zaak nr. 12/8964 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag van [wederpartij] voor het jaar 2009 vastgesteld op nihil en € 1.308,00 van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 23 augustus 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 29 januari 2013, waarvan afschrift van het proces-verbaal is verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 23 augustus 2012 vernietigd, de besluiten van 18 augustus 2009 en 24 mei 2012 herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Een afschrift van het proces-verbaal is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2013, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij de Belastingdienst/Toeslagen, is verschenen.
Overwegingen
1. Volgens artikel 4, eerste lid, van richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PB 2003 L 16), zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 (PB 2011 L 132), (hierna: de richtlijn) kennen de lidstaten de status van langdurig ingezetene toe aan onderdanen van derde landen die legaal en ononderbroken sedert de vijf jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het desbetreffende verzoek op hun grondgebied verblijven.
Volgens artikel 14, eerste lid, krijgt een langdurig ingezetene het recht om gedurende een periode van meer dan drie maanden te verblijven in een andere lidstaat dan die welke hem de status van langdurig ingezetene heeft toegekend, op voorwaarde dat voldaan wordt aan de in dit hoofdstuk getelde voorwaarden.
Volgens artikel 15, eerste lid, vraagt de langdurig ingezetene zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden na aankomst op het grondgebied van de tweede lidstaat een verblijfsvergunning aan bij de bevoegde autoriteiten van deze lidstaat.
Volgens artikel 19, eerste lid, beschikken de bevoegde nationale autoriteiten voor de behandeling van de aanvraag over een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van de indiening ervan.
Volgens het tweede lid verstrekt de tweede lidstaat aan de langdurig ingezetene, indien aan de in de artikelen 14, 15 en 16 gestelde voorwaarden is voldaan, en onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 17 en 18 betreffende de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid, een verblijfsvergunning die kan worden verlengd.
Volgens artikel 21, eerste lid, komt de langdurig ingezetene, zodra hij de in artikel 19 bedoelde verblijfsvergunning in de tweede lidstaat heeft verkregen, in deze lidstaat in aanmerking voor gelijke behandeling op de gebieden en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 11.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d en het tweede lid, van de Wet op de zorgtoeslag (hierna: de Wzt), is de zorgtoeslag een tegemoetkoming in de premie voor een zorgverzekering, waarvan de hoogte afhankelijk is van de draagkracht.