ECLI:NL:RVS:2014:4000

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
201403411/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied 2009, 1e herziening en de rechtsgeldigheid van de plangrens rondom een kwekerij

Op 5 november 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen appellanten A en B, beiden wonend te Veldhoven, en de raad van de gemeente Veldhoven. De zaak betreft het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, 1e herziening", dat op 11 februari 2014 door de raad is vastgesteld. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat hun kwekerij ten onrechte buiten het plan is gelaten. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de planherziening in twee fasen zal plaatsvinden en dat het perceel van appellanten in de tweede fase zal worden opgenomen.

Tijdens de zitting op 22 september 2014 is de zaak behandeld. Appellanten hebben betoogd dat de raad in strijd met de Wet ruimtelijke ordening heeft gehandeld door hun perceel buiten de herziening te laten. De raad heeft echter gesteld dat dit per abuis is gebeurd en dat appellanten niet in hun belangen worden geschaad. De Afdeling heeft de argumenten van appellanten en de raad gewogen en vastgesteld dat de raad sinds de eerdere uitspraak van 8 juni 2011 nog geen nieuw bestemmingsplan voor het perceel heeft vastgesteld, wat in strijd is met de wet.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het bestreden besluit voor zover het betreft de plangrens rondom het perceel van appellanten, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van appellanten is gegrond verklaard, en het besluit van de raad is vernietigd. De raad is opgedragen om binnen 16 weken een nieuw besluit te nemen voor het vernietigde planonderdeel. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan appellanten en het griffierecht.

Uitspraak

201403411/1/R3.
Datum uitspraak: 5 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Veldhoven,
en
de raad van de gemeente Veldhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2014, volgnummer 14.013, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, 1e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2014, waar [appellant A], bijgestaan door mr. H.I.B.M. Arends, en de raad, vertegenwoordigd door drs. M. Yücesan-van Drunen en mr. M. Foederer-Roels, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Met het plan wordt beoogd het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" aan te passen aan de Verordening ruimte 2012 van de provincie Noord-Brabant (hierna: Verordening ruimte) en de Structuurvisie ruimtelijke ordening van de provincie.
3. [appellanten] exploiteren een kwekerij aan de [locatie]. Zij betogen dat de raad dit perceel, dat bij het ontwerpplan was betrokken, bij de vaststelling ten onrechte buiten het plan heeft gelaten. Dit is volgens hen in strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), omdat voor dit perceel nog steeds geen bestemmingsplan geldt, en in strijd met de rechtszekerheid. Volgens [appellanten] had het thans vigerende projectbesluit voor dit perceel in de voorliggende herziening moeten worden opgenomen. Hiertoe wijzen zij op een brief van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2012, waaruit blijkt dat afspraken zijn gemaakt over de inpassing van dit projectbesluit in een bestemmingsplan.
3.1. De raad stelt dat hij ervoor heeft gekozen de planherziening in twee fasen te laten plaatsvinden. Met de eerste herziening wordt het plan zodanig aangepast dat het voldoet aan provinciaal ruimtelijk beleid en worden enkele omissies en onduidelijkheden ambtshalve aangepast. Met de tweede herziening worden ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en worden voor een aantal specifieke planlocaties bestemmingen aangepast. Voor het perceel [locatie] zal derhalve in de tweede fase een planregeling worden opgenomen. De raad stelt dat dit perceel per abuis in het ontwerpplan was opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijze van [appellanten] is dit hersteld door het perceel buiten de eerste planherziening te laten. Volgens de raad worden [appellanten] met het plan niet in hun belangen geschaad. Voorts stelt de raad dat de door [appellanten] gewenste gewijzigde vaststelling voor dit perceel een naar aard en omvang zodanig grote afwijking van het ontwerpplan is, dat een wezenlijk ander plan zou worden vastgesteld.
3.2. Bij uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2011, in zaak nr. 201002382/1/R3, is het besluit van de raad van 15 december 2009, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" is vastgesteld, vernietigd voor zover het betreft de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch" dat betrekking heeft op het perceel [locatie]. Als gevolg hiervan geldt voor dit perceel het projectbesluit van 28 oktober 2008, dat de vestiging van een kwekerij mogelijk maakt en voorziet in een vergroting van het agrarische bouwblok tot ongeveer 2 ha.
Het betoog van [appellanten] dat het perceel [locatie] ten onrechte buiten de voorliggende herziening is gelaten, omdat de raad daarmee niet heeft voldaan aan zijn verplichting om voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast te stellen, mist feitelijke grondslag. Voor het perceel is immers het projectbesluit van kracht en voor het overige blijft het bestemmingsplan "Buitengebied 1988", waarin het perceel voor agrarische doeleinden is bestemd, onverkort van toepassing. Het betoog faalt.
3.3. De Afdeling stelt vast dat de raad sinds voormelde uitspraak, waardoor het projectbesluit voor dit perceel is gaan herleven, nog geen nieuw bestemmingsplan voor het perceel heeft vastgesteld. Dit staat, gelet op artikel 3.13, eerste lid, van de Wro, zoals dit luidde ten tijde van de vaststelling van het projectbesluit, op gespannen voet met de bedoeling van de wetgever dat een projectbesluit in beginsel binnen een jaar nadat het onherroepelijk is geworden, in een bestemmingsplan wordt opgenomen. Ten tijde van het bestreden besluit waren inmiddels ruim vijf jaren verstreken. Daar komt bij dat het college van burgemeester en wethouders in zijn brief van 30 oktober 2012 te kennen heeft gegeven dat het perceel in een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" zal worden opgenomen, waarvan het ontwerp in december 2012 ter inzage zal worden gelegd en die in juni 2013 kan worden vastgesteld. Ten tijde van de vaststelling van de eerste herziening bestond echter nog geen zicht op het tijdstip waarop met de procedure voor de totstandkoming van de tweede herziening een aanvang kon worden gemaakt. Overigens is de Afdeling niet gebleken dat de voor de kwekerij in het plan vast te stellen regeling inhoudelijk grote veranderingen zou moeten bevatten ten opzichte van het vigerende planologische regime en dat voor deze regeling uitgebreide onderzoeken nodig zouden zijn. Gelet op het voorgaande is de begrenzing van het plan rond het perceel [locatie] onzorgvuldig vastgesteld. Het betoog slaagt.
3.4. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het betreft de rondom het perceel [locatie] vastgestelde plangrens, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
3.5. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde planonderdeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid, omdat het projectbesluit de vestiging van een kwekerij op het perceel [locatie] reeds mogelijk maakt en het perceel in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 1988" reeds voor agrarische doeleinden is bestemd. In verband hiermee is de door de raad bedoelde afwijking van het ontwerp naar aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat een wezenlijk ander plan met betrekking tot het perceel wordt vastgesteld dan in ontwerp ter inzage is gelegd.
4. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Veldhoven van 11 februari 2014, volgnummer 14.013, voor zover het betreft de rondom het perceel [locatie] vastgestelde plangrens, zoals deze op de bij deze uitspraak behorende kaart is weergegeven;
III. draagt de raad van de gemeente Veldhoven op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen voor het onder II vernietigde planonderdeel en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Veldhoven tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1018,14 (zegge: duizendachttien euro en veertien cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Veldhoven aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.
w.g. Michiels w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2014
177-813.