201402487/1/A4.
Datum uitspraak: 5 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2013 heeft het college zijn beslissing om op 21 november 2013 spoedeisende bestuursdwang jegens [appellante] toe te passen wegens het door haar in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag en het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat van de kosten van de toepassing van bestuursdwang een bedrag van € 126,00 voor rekening van [appellante] komt.
Bij besluit van 10 maart 2014 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2014, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. W.G.C. Wijsman, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend.
2. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge het tweede lid is een bezwaar- of beroepschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:15, eerste lid, wordt een bezwaar- of beroepschrift dat wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde bestuursrechter, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.
Ingevolge het derde lid is het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan bepalend voor de vraag of het bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
3. Onbetwist is dat het besluit van 27 november 2013 op dezelfde dag bekend is gemaakt, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift liep van 28 november 2013 tot en met 8 januari 2014.
3.1. Het bezwaarschrift is gericht aan het college; de enveloppe is eveneens gericht aan het college doch voorzien van het postadres van de Afdeling, waar het ook is bezorgd. Het bezwaarschrift is op 10 januari 2014 bij de Afdeling ontvangen.
Gelet op artikel 6:15, derde lid, van de Awb is het tijdstip van indiening bij de Afdeling bepalend voor de vraag of het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Blijkens de poststempel is het bezwaarschrift op 9 januari 2014 verstuurd, derhalve buiten de termijn voor het maken van bezwaar.
4. [appellante] betoogt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Zij voert hiertoe aan dat zij door ziekte van haar kind - waarvoor zij geen zorgverlof kon krijgen - en drukte op het werk weinig tijd en veel last van stress heeft gehad. Zij was daarom niet in de gelegenheid het bezwaarschrift voor het verstrijken van de bezwaartermijn ter post aan te bieden, aldus [appellante].
4.1. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2. [appellante] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat zij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. Stress en tijdgebrek door drukte op het werk en ziekte van een kind kunnen niet als zodanige omstandigheden gelden.
Gezien het vorenstaande heeft het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog faalt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2014
190-811.