ECLI:NL:RVS:2014:3940

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
201311547/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door verzoeker

In deze zaak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 november 2013, waarin de zaak met nummer 12/7459 werd behandeld. Op 5 november 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan. [verzoeker] trok het hoger beroep in, omdat de Belastingdienst/Toeslagen bij besluit van 21 maart 2014 de kinderopvangtoeslag van [verzoeker] over 2009 op € 6.598,00 had vastgesteld. Dit betekende dat de Belastingdienst/Toeslagen [verzoeker] tegemoet was gekomen, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

[verzoeker] verzocht de Afdeling om de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. De Afdeling heeft de zaak op 13 oktober 2014 ter zitting behandeld, waarbij [verzoeker] werd vertegenwoordigd door H.J. van de Vijfeijke. De Afdeling oordeelde dat het verzoek tot proceskostenveroordeling afgewezen moest worden voor zover het betrekking had op de kosten die reeds door de rechtbank waren vergoed.

De Raad van State heeft uiteindelijk de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker] tot een bedrag van € 974,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast werd de Belastingdienst/Toeslagen verplicht om het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 239,00 te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 5 november 2014.

Uitspraak

201311547/1/A2.
Datum uitspraak: 5 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.
Procesverloop
[verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 november 2013 in zaak nr. 12/7459.
[verzoeker] heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 oktober 2014, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door H.J. van de Vijfeijke, werkzaam bij Van de Vijfeijke management B.V., is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, in geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2. [verzoeker] heeft het hoger beroep ingetrokken, omdat de Belastingdienst/Toeslagen bij besluit van 21 maart 2014 de kinderopvangtoeslag van [verzoeker] over 2009 op € 6.598,00 heeft vastgesteld. Aldus is de Belastingdienst/Toeslagen [verzoeker] tegemoetgekomen, als bedoeld in voormeld artikel 8:75a van de Awb.
3. Het verzoek dient te worden afgewezen, voor zover het ziet op de bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten, nu de rechtbank de Belastingdienst/Toeslagen reeds heeft veroordeeld tot vergoeding van deze kosten. Het verzoek dient voor het overige als gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
II. verstaat dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [verzoeker] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 239,00 (zegge: tweehonderdnegenendertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, griffier.
w.g. Van Altena w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2014
97-735.