201406751/2/A4.
Datum uitspraak: 24 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te [woonplaats], gemeente Nieuwkoop,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2014 heeft het college aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een schapen- en rundveehouderij op het perceel [locatie] te [plaats].
Tegen dit besluit hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] beroep ingesteld.
[verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 oktober 2014, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. K.J. Arends, ing. H.P.L. Beijerbergen en ir. L.P.M. Hertsig, allen werkzaam bij de Omgevingsdienst West-Holland, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag om een revisievergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
3. Bij besluit van 12 maart 2012 heeft het college geweigerd de door [vergunninghouder] gevraagde revisievergunning voor de inrichting te verlenen. Bij uitspraak van 24 juli 2013 in zaak nr. 201203892/1/A4 heeft de Afdeling dat besluit vernietigd. Bij het bestreden besluit heeft op college opnieuw besloten op de aanvraag en daarbij vergunning verleend voor onder meer het houden van 1.300 schapen in een nieuw op te richten schapenstal.
4. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzitter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit te schorsen, teneinde de bouw van de schapenstal te voorkomen. Indien de revisievergunning van kracht wordt, vervalt volgens hen de aanhoudingsgrond voor het verlenen van de bouwvergunning voor die stal. Door verlening van de bouwvergunning kan met de bouw van de schapenstal worden aangevangen en ontstaat een onomkeerbare situatie, aldus [verzoeker A] en [verzoeker B].
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de voormelde uitspraak van 24 juli 2013, moet ervan worden uitgegaan dat de bouwvergunning voor de schapenstal uiterlijk op 6 juli 2009 van rechtswege is verleend. Nu voor de schapenstal reeds een bouwvergunning is verleend, kan de bouw daarvan niet worden voorkomen door schorsing van het bestreden besluit. Dat betekent dat hetgeen [verzoeker A] en [verzoeker B] met hun verzoek om voorlopige voorziening beogen, daarmee niet kan worden bereikt. Zij hebben dan ook geen spoedeisend belang bij schorsing van het bestreden besluit.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2014
190-687.