ECLI:NL:RVS:2014:3904

Raad van State

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
201406654/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Begoniastraat I te Barneveld

Op 24 oktober 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het geding tussen Plus Barneveld B.V. en de gemeente Barneveld. Het verzoek volgde op de vaststelling van het bestemmingsplan "Begoniastraat I" door de raad op 8 juli 2014, en de daaropvolgende omgevingsvergunning voor de bouw van een supermarkt aan de Begoniastraat 127 te Barneveld, verleend door het college op 9 juli 2014. Plus Barneveld B.V. heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreest voor overbewinkeling en negatieve effecten op het verzorgingsniveau in de sector dagelijkse artikelen in Barneveld.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2014 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder Plus, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.P.C. Obbink, en de gemeente Barneveld, vertegenwoordigd door diverse ambtenaren. Lidl Nederland GmbH was ook aanwezig als belanghebbende. Plus betoogde dat de raad en het college onvoldoende onderzoek hadden gedaan naar de marktruimte voor de nieuwe supermarkt en dat de komst van Lidl zou leiden tot sluitingen van bestaande supermarkten en leegstand.

De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeerde dat de raad van Barneveld terecht had gesteld dat de komst van Lidl een verbetering van het supermarktaanbod zou betekenen, aangezien het een aanvulling is binnen het voordelige segment dat ondervertegenwoordigd is in de gemeente. De voorzitter zag geen aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat Plus niet aannemelijk had gemaakt dat het plan zou leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in Barneveld.

De beslissing om het verzoek af te wijzen werd op 24 oktober 2014 openbaar uitgesproken, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201406654/2/R2.
Datum uitspraak: 24 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Plus Barneveld B.V., gevestigd te Barneveld,
verzoekster,
en
1. de raad van de gemeente Barneveld,
2. het college van burgemeester en wethouders van Barneveld,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Begoniastraat I" vastgesteld.
Het college heeft ingevolge artikel 3.31, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) bij besluit van 9 juli 2014 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een supermarkt aan de Begoniastraat 127 te Barneveld.
Tegen deze twee besluiten heeft Plus beroep ingesteld. Plus heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 oktober 2014, waar Plus, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.P.C. Obbink, advocaat te Utrecht, en de raad en het college, beide vertegenwoordigd door drs. J.D. Wessels, M.C.J. Romijn, drs. E. Komdeur en ing. W. Kuik, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Lidl Nederland Gmbh, vertegenwoordigd door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen, als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan maakt een door Lidl te exploiteren supermarkt mogelijk op perceel Begoniastraat 127 te Barneveld, waar voorheen basisschool De Zonnebloem was gevestigd. De omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een supermarkt.
3. Plus heeft een supermarkt op ongeveer 1 km afstand van het plangebied. Plus betoogt, onder verwijzing naar de in opdracht van Plus Retail B.V. door bureau Kardol opgestelde effectenrapportage van 8 mei 2014 en de aanvulling daarop van 23 juli 2014, dat ten onrechte de bouw van een nieuwe supermarkt van de beoogde omvang mogelijk wordt gemaakt in Barneveld. Daarbij wijst Plus er onder meer op dat geen marktruimte bestaat voor een supermarkt van deze omvang. Zij vreest overbewinkeling, sluiting van bestaande supermarkten, leegstand en ongewenste effecten op het verzorgingsniveau in de sector dagelijkse artikelen in Barneveld. Plus voert aan dat uit de rapportages van bureau Kardol blijkt dat de raad en het college aan de bestreden besluiten geen deugdelijk onderzoek ten grondslag hebben gelegd. Bedoeld onderzoek is in opdracht van de gemeente Barneveld door Seinpost Adviesbureau B.V. uitgevoerd en neergelegd in de Kadernota supermarkten kern Barneveld van december 2012 (hierna: Kadernota).
4. De raad stelt zich op het standpunt dat de komst van de Lidl een kwalitatieve verbetering betekent van het supermarktaanbod in Barneveld nu het een aanvulling is binnen het voordelige segment, welk segment in Barneveld ondervertegenwoordigd is.
5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 september 2013 in zaak nr. 201208105/1/R2) komt voor de vraag of er een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal ontstaan geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of voor overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen moet worden gevreesd, maar is het doorslaggevende criterium of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften.
Uit de hiervoor aangehaalde uitspraak vloeit voort dat de Wet ruimtelijke ordening niet ertoe strekt bedrijven tegen de vestiging van concurrerende bedrijven in hun verzorgingsgebied te beschermen.
6. In hetgeen van de zijde van Plus is aangevoerd kan op voorhand onvoldoende grond worden gevonden voor het oordeel dat het plan zal leiden tot een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in Barneveld of tot een onaanvaardbaar risico op structurele leegstand van winkelpanden in de omgeving. Dit volgt ook niet met zoveel woorden uit het rapport van Kardol. Dat dit rapport andere cijfers laat zien dan die waarvan in het rapport van Seinpost is uitgegaan, maakt naar voorlopig oordeel niet dat de uitgangspunten zoals die door Seinpost zijn neergelegd in de Kadernota onjuist zijn en de raad niet van die uitgangspunten heeft mogen uitgaan.
Zo blijkt uit de reactie op de zienswijze van Plus dat de raad is uitgegaan van een totale uitbreiding van alle supermarkten binnen de gemeente Barneveld van 2.800 m². In het onderzoek van Kardol wordt gesteld dat de totale uitbreiding 4.050 m² bedraagt. Uit de zienswijzenota volgt dat de extra door Kardol berekende m² wvo door Kardol veronderstelde uitbreidingen betreffen van een aantal bestaande supermarkten. De raad heeft er in dit verband op gewezen dat hem op het moment van vaststellen van het plan geen gegevens bekend waren over de bedoelde uitbreidingen. Plus heeft niet aannemelijk gemaakt dat ten tijde van de vaststelling van het plan voor de door haar gestelde uitbreiding van het supermarktaanbod concrete plannen bestonden.
Voorts heeft de raad belang mogen hechten aan de kwalitatieve verbetering die de komst van een supermarkt uit het lagere segment als de Lidl met zich brengt, nu dit segment in Barneveld ondervertegenwoordigd is.
7. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Broekman
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2014
12-815.