ECLI:NL:RVS:2014:3897

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
201404398/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 april 2014, waarin het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand ongegrond werd verklaard. De Raad voor Rechtsbijstand had op 13 september 2013 de aanvraag van [appellant] afgewezen, maar op 25 oktober 2013 werd het bezwaar van [appellant] gegrond verklaard en werd alsnog een toevoeging verleend. Echter, op 10 maart 2014 werd het verzoek van [appellant] om vergoeding van de kosten van bezwaar afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand terecht geen beslissing had genomen op het verzoek om vergoeding van de kosten, omdat de toevoeging al was verleend en er geen verdere aanspraak op vergoeding bestond.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank had miskend dat hij gehoord had moeten worden voordat de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging verleende. De Raad had in een telefoonnotitie van 20 november 2013, opgesteld door mr. M. Doets, aangegeven dat er contact was geweest met de rechtsbijstandverlener van [appellant], die had bevestigd dat met het verstrekken van de toevoeging aan het bezwaar was tegemoetgekomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand terecht had aangenomen dat [appellant] na het verlenen van de toevoeging geen aanspraak meer maakte op vergoeding van de kosten in bezwaar. De rechtbank had dan ook terecht de eerdere uitspraak bevestigd.

De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 oktober 2014.

Uitspraak

201404398/1/A2.
Datum uitspraak: 29 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 april 2014 in zaak nr. 14/96 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2013 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2013 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en alsnog een toevoeging verleend.
Bij besluit van 10 maart 2014 heeft de raad het verzoek van [appellant] om vergoeding van de kosten van bezwaar afgewezen.
Bij uitspraak van 11 april 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van behandeling van de zaak ter zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de raad na het indienen van het bezwaar is overgegaan tot afgifte van de gevraagde toevoeging zonder hem te horen en zonder een beslissing te nemen op de gevraagde kosten in bezwaar.
1.1. In een door de raad in beroep overgelegde telefoonnotitie van mr. M. Doets van 20 november 2013 is vermeld dat contact is opgenomen met de rechtsbijstandverlener van [appellant] en in het gesprek is medegedeeld dat het de raad eerst in bezwaar duidelijk is geworden dat de toevoeging niet enkel werd gevraagd ter zake van een boete van € 426, maar tevens ter zake van een vordering tot gijzelneming. Voorts is in die notitie vermeld dat de rechtsbijstandverlener desgevraagd heeft aangegeven dat met het alsnog verstrekken van de toevoeging geheel aan het bezwaar is tegemoetgekomen. De raad heeft in het besluit van 10 maart 2014 melding gemaakt van de inhoud van dit telefonisch contact.
Gelet op deze door [appellant] in beroep en hoger beroep onweersproken gang van zaken, mocht de raad ervan uitgaan dat [appellant] na het alsnog verlenen van een toevoeging niet langer aanspraak wenste te maken op vergoeding van de voor het bezwaar gemaakte kosten. De rechtbank heeft derhalve het besluit van 25 oktober 2013 terecht niet vernietigd op de grond dat de raad heeft nagelaten een beslissing te nemen op het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar.
Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat [appellant] gehoord had moeten worden over zijn bezwaar, nu de raad het kennelijk gegrond heeft geacht en hem direct een toevoeging heeft verstrekt.
Het betoog faalt.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014
362.