ECLI:NL:RVS:2014:3894

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
201404184/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in bestuursrechtelijke procedure

Op 29 oktober 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoekster] tot herziening van een eerdere uitspraak van 16 april 2014 in zaak nr. 201309796/1/A4. In deze eerdere uitspraak bevestigde de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 september 2013 in zaak nr. 13/1670. De herziening is aangevraagd op basis van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een onherroepelijke uitspraak te herzien op grond van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die de indiener van het verzoek niet bekend waren.

Tijdens de zitting op 25 september 2014 heeft [verzoekster] haar verzoek toegelicht en aanvullende stukken ingediend. De Afdeling heeft overwogen dat herziening een buitengewoon rechtsmiddel is, bedoeld voor situaties waarin nieuwe feiten of omstandigheden aan het licht komen die de eerdere uitspraak niet meer kunnen laten standhouden. De Afdeling heeft vastgesteld dat [verzoekster] geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan de voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb voldoen.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het verzoek tot herziening niet kan worden toegewezen, omdat de aangevoerde argumenten en stukken niet voldoen aan de vereisten voor herziening. De uitspraak van 16 april 2014 blijft derhalve in stand. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

201404184/1/A4.
Datum uitspraak: 29 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2014, in zaak nr. 201309796/1/A4.
Procesverloop
Bij uitspraak van 16 april 2014 in zaak nr. 201309796/1/A4 heeft de Afdeling naar aanleiding van een door [verzoekster] ingesteld hoger beroep de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 september 2013 in zaak nr. 13/1670 bevestigd. De eerstgenoemde uitspraak is aangehecht.
[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 september 2014, waar [verzoekster] is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 26 juni 2013 in zaak nr. 201303537/1/A2) is herziening een buitengewoon rechtsmiddel dat er niet toe dient om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. De uitspraak kan slechts worden herzien indien zij in het licht van na de uitspraak bekend geworden nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb geen stand meer kan houden.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [verzoekster] verwezen naar de stukken die zij heeft overgelegd in de procedure in zaak nr. 201309796/1/A4, die heeft geleid tot de uitspraak van 16 april 2014 waarvan zij nu herziening vraagt. Ter zitting heeft zij verder foto’s getoond die eveneens reeds door haar zijn overgelegd in de hiervoor genoemde procedure. Zij draagt derhalve geen feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb aan.
3. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014
457-684.