ECLI:NL:RVS:2014:3886

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
201303894/3/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Blokland 4 vastgesteld door de raad van de gemeente Montfoort

Op 11 maart 2013 heeft de raad van de gemeente Montfoort het bestemmingsplan "Blokland 4" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend te Montfoort, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en appellanten hebben een nader stuk ingediend. De zaak is op 9 december 2013 ter zitting behandeld, waar appellanten vertegenwoordigd waren door gemachtigden en de raad door mr. M.J.A. van Wanrooij en P.M. Leijenaar. Ook zijn Stichting Peutercrèche Lodewijkje en het Montfoorts Kunstenaars Collectief als partijen gehoord.

Bij tussenuitspraak van 9 april 2014 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken de in de tussenuitspraak omschreven gebreken weg te nemen. De raad heeft op 9 juli 2014 het besluit nader gemotiveerd. Appellanten hebben hierop gereageerd, maar de Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

De Afdeling overweegt dat de raad in redelijkheid heeft kunnen stellen dat de sloop van een schuur van 1000 m2 leidt tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit. Appellanten betwisten dit en stellen dat de nieuwe woning niet binnen de voormalige bouwkavel is gesitueerd en dat het open karakter van Blokland wordt aangetast. De Afdeling concludeert dat de raad voldoende heeft onderbouwd dat het plan in overeenstemming is met de Verordening en dat de belangen van omringende functies niet onevenredig worden aangetast.

De Afdeling verklaart het beroep van appellanten gegrond, vernietigt het besluit van de raad voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" dat op de kortste afstand van de weg Blokland ligt, maar bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De raad wordt gelast het griffierecht aan appellanten te vergoeden.

Uitspraak

201303894/3/R2.
Datum uitspraak: 29 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te Montfoort,
en
de raad van de gemeente Montfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Blokland 4" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2013, waar [appellanten], vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. van Wanrooij en P.M. Leijenaar, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord Stichting Peutercrèche Lodewijkje, vertegenwoordigd door G.S. van Hamersveld en E.A. Kroon, en het Montfoorts Kunstenaars Collectief, vertegenwoordigd door P. van der Wildt en P. Aarnhem.
Bij tussenuitspraak van 9 april 2014, nr. 201303894/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak de in deze tussenuitspraak omschreven gebreken weg te nemen en, voor zover het bestemmingsplan wordt gewijzigd, dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 9 juli 2014 heeft de raad het besluit van 11 maart 2013 waarbij het plan is vastgesteld, nader gemotiveerd. Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellanten] een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld. De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de brief van 9 juli 2014 heeft de raad naar aanleiding van de tussenuitspraak het besluit van 11 maart 2013 nader gemotiveerd. De raad is in overleg met de provincie tot de conclusie gekomen dat het plan niet volledig binnen de voorwaarden past van artikel 4.7 van de Verordening, maar dat het plan wel in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 4.4 van de Verordening. Hiertoe stelt de raad dat sprake is van een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit, omdat bedrijfsbebouwing met een omvang van 1000 m2 wordt gesloopt. Daarnaast wijst de raad op het Stedenbouwkundig schetsplan ‘Herontwikkeling locatie Schalkwijk, Hofland Oost, Montfoort’, waaruit blijkt op welke wijze de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit vorm heeft gekregen en waarin onder meer richting is gegeven aan de bouwmassa, kapvorm, rooilijnen, zichtlijnen en groeninrichting. De uitgangspunten van dit schetsplan zijn vertaald in het plan. Voorts is de woning voorzien binnen het bebouwingslint en blijkt uit hoofdstuk 6 van de plantoelichting dat omringende functies niet onevenredig worden aangetast, aldus de raad.
2. [appellanten] hebben naar aanleiding van de brief van de raad van 9 juli 2014 naar voren gebracht dat het plan niet in overeenstemming is met de voorwaarden in artikel 4.4, van de Verordening. Volgens [appellanten] is geen sprake van een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit. Voor zover de raad wijst op de sloop van een schuur met een omvang van 1000 m2 wijzen zij erop dat voor het slopen van de bestaande bedrijfsgebouwen in het kader van de verplaatsing van het op het perceel in het verleden gevestigde agrarische bedrijf volgens hen reeds compensatie heeft plaatsgevonden, omdat bij het nieuwe bedrijf twee nieuwe woningen zijn gebouwd. Zij wijzen er verder op dat de nieuwe woning niet is gesitueerd binnen de voormalige bouwkavel en dat het open karakter van Blokland wordt aangetast, onder meer omdat een zichtlijn die kenmerkend is voor het landelijke karakter van Blokland, verdwijnt. Voorts wijzen zij erop dat de ter plaatse aanwezige bebouwing reeds zeer intensief is. Volgens [appellanten] worden gelet op het vorenstaande wel degelijk de bestaande omringende functies onevenredig aangetast. Tot slot wijzen zij op het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" van de raad van Montfoort, waarin het uitgangspunt is gehanteerd dat in het buitengebied geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd.
3. Ingevolge artikel 4.4, eerste lid, van de Verordening, wordt als ‘Bebouwingsenclaves en -linten’ aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.
Ingevolge het tweede lid, kan een ruimtelijk plan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat in bebouwingsenclaves of bebouwingslinten verstedelijking plaatsvindt, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. verstedelijking resulteert in verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
b. bebouwing vindt niet plaats buiten de bestaande bebouwingsenclaves of bebouwingslinten;
c. belangen van bestaande omringende functies worden niet onevenredig aangetast.
Ingevolge het derde lid, bevat de toelichting op een ruimtelijk plan een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.
4. Wat betreft de voorwaarde dat de bouw van de woning dient te resulteren in een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit, wordt overwogen dat de raad in dat verband in redelijkheid heeft kunnen wijzen op de sloop van de schuur met een omvang van 1000 m2. Naar is gebleken, zijn in het kader van de verplaatsing van het in het verleden op het perceel gevestigde bedrijf alle bestaande bedrijfsgebouwen gesaneerd met uitzondering van de schuur van 1000 m2, een werktuigenloods en een voormalige bedrijfswoning. Met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Hofland-Oost" op 21 september 2009, waarin aan het perceel de bestemming "Wonen" met de aanduiding "Bedrijf tot en met categorie 2" is toegekend, was het perceel al niet langer als een agrarisch bouwperceel bestemd. Niet valt in te zien dat de raad bij zijn oordeel dat de ruimtelijke kwaliteit met de uitvoering van het plan wordt verhoogd, niet heeft mogen betrekken dat de bestaande schuur met een omvang van 1000 m2 wordt gesloopt. De stelling van [appellanten] over de in het verleden aan het verplaatste agrarische bedrijf geboden compensatie, leidt gelet op het vorenstaande niet tot een ander oordeel. Voorts is in de plantoelichting op p. 9 een inrichtingsschets van het plangebied opgenomen waar de beoogde ruimtelijke inrichting van de gronden is weergegeven. Daartoe is in het plan onder meer voorzien in de bestemmingen "Water" en "Tuin". Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bouw van een nieuwe woning resulteert in een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Uit artikel 4.4, tweede lid, onder a, van de Verordening volgt, anders dan [appellanten] kennelijk menen, niet de voorwaarde dat de voorziene nieuwe woning dient te worden gesitueerd binnen de voormalige bouwkavel. De verwijzing van [appellanten] naar een aan het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" ten grondslag liggend uitgangspunt slaagt reeds hierom niet, nu het perceel Blokland 4 niet binnen dit plangebied ligt.
5. Uit de satellietfoto op p. 5 van de plantoelichting blijkt dat langs de weg Blokland sprake is van bestaande (woon)bebouwing in de vorm van een lint. De op het perceel voorziene nieuwe woning is gesitueerd op enige afstand tot deze weg en hiertussen is voorzien in de bestemming "Tuin". Deze afstand is vergelijkbaar met de afstand tussen de reeds bestaande woningen langs de weg Blokland. Gelet hierop heeft de raad zich eveneens in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene nieuwe woning past binnen het bestaande bebouwingslint. De omstandigheid dat hierdoor het zicht op een volgens [appellanten] kenmerkend landschapselement verdwijnt, maakt dit niet anders.
6. Wat betreft de voorwaarde in artikel 4.4 van de Verordening, dat de belangen van omringende functies niet onevenredig mogen worden aangetast, wordt overwogen dat in hoofdstuk 6 van de plantoelichting wordt ingegaan op de gevolgen van het plan in het kader van verschillende ruimtelijke aspecten. Uit de beoordeling van deze verschillende aspecten blijkt, aldus de toelichting, dat het plan niet leidt tot een onevenredige aantasting van omringende functies. [appellanten] hebben deze conclusies niet bestreden. Dat de bouw van een nieuwe woning het verlies van zichtlijnen op een kenmerkend landschapselement in de vorm van een zogenoemd geriefbosje tot gevolg heeft, zoals [appellanten] betogen, levert naar het oordeel van de Afdeling geen onevenredige aantasting van omringende functies op als bedoeld in artikel 4.4. van de Verordening.
7. Gelet op hetgeen in overweging 18 van de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep van [appellanten], voor zover gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" dat op de kortste afstand van de weg Blokland ligt, gegrond.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4 tot en met 6 is overwogen, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de raad bij brief van 9 juli 2014 het gebrek in zijn besluit tot het vaststellen van het plan heeft hersteld en dit besluit voldoende heeft onderbouwd. Gelet daarop zal de Afdeling daarom met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Montfoort van 11 maart 2013, waarbij het bestemmingsplan "Blokland 4" is vastgesteld, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" dat op de kortste afstand van de weg Blokland ligt;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Montfoort aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Fenwick
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014
608.