201402843/1/R1.
Datum uitspraak: 29 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Rijssen-Holten,
en
de raad van de gemeente Rijssen-Holten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2014 heef de raad het bestemmingsplan "Kern Holten, Park & Nature / Park & Ride" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. E. Koornwinder, advocaat te Den Haag, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C. van Bart, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de kern van Holten, ten behoeve van de aanleg van een parkeerterrein. Het plan maakt deel uit van een groter project dat ziet op de herontwikkeling van de stationsomgeving en de ontwikkeling van een Groentransferium.
3. [appellant] richt zich tegen de bestemming "Verkeer - Verblijf" op zijn perceel aan de [locatie]. [appellant] betoogt dat ten onrechte zijn woning en het gebruik van het perceel voor woondoeleinden niet als zodanig zijn bestemd. Volgens [appellant] heeft de raad zijn belang bij behoud van de woning en de gronden onvoldoende meegewogen in de belangenafweging. [appellant] geeft voorts aan dat hij niet bereid is om tot verkoop van de woning en gronden over te gaan.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de gronden van [appellant] nodig zijn voor de realisering van het parkeerterrein. De raad zal de gronden met de woning en bijgebouwen minnelijk dan wel door onteigening verwerven.
3.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden bestemd voor wegen en straten met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer, wandel- en fietspaden alsmede onder andere bijbehorende parkeervoorzieningen.
Ingevolge artikel 12, lid 12.1.1, mag een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
Ingevolge artikel lid 12.2.1 mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet.
3.3. Ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan "Kern Holten 2010", vastgesteld door de raad op 21 maart 2013, had het perceel van [appellant] de bestemming "Wonen - Karakteristiek".
Ingevolge artikel 19, lid 19.1, aanhef en onder a, van de regels bij dit plan waren de voor "Wonen - Karakteristiek" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
3.4. In de plantoelichting staat dat het voorziene parkeerterrein is bedoeld voor treinreizigers, voor toeristen die de Holterberg bezoeken en als uitwijkingsmogelijkheid als het parkeerterrein aan de Kalfstermansweide vol is. Het plan maakt deel uit van een grotere ontwikkeling die ziet op herinrichting van de stationsomgeving in het kader van het ontwikkelingsprogramma "Heerlijk Holten". In de plantoelichting staat verder dat aan de hand van een wegenstudie vijf varianten zijn onderzocht. De gemeente heeft gekozen voor variant 0+, alternatief E. In deze variant blijft de huidige overgang bij het station gehandhaafd. Tussen de kerk en het grandcafé zal een toegangsweg wordt gecreëerd. Hiervoor zullen enkele panden moeten worden gesloopt. Uit het schetsontwerp in de toelichting blijkt dat de woning van [appellant] één van de panden betreft die ten behoeve van de toegangsweg moeten worden gesloopt.
3.5. Vaststaat dat de woning van [appellant] niet als zodanig is bestemd en dat de bebouwing en het gebruik onder het overgangsrecht zijn gebracht. In beginsel dient bestaand legaal gebruik en legale bebouwing, gelet op de rechtszekerheid, als zodanig te worden bestemd. Een uitzondering hierop kan worden gemaakt als een dienovereenkomstige bestemmingsregeling op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij een beoogde nieuwe regeling zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom de gevestigde rechten en belangen van [appellant] bij behoud van zijn woning moeten wijken voor de belangen die zijn gediend bij de realisering van het gewenste parkeerterrein. In dit verband acht de Afdeling van belang dat in het bestreden besluit noch in de plantoelichting een dergelijke belangenafweging is gemaakt. Voor zover de raad voor de belangenafweging heeft verwezen naar een wegenstudie, overweegt de Afdeling dat, nog daargelaten dat de wegenstudie geen bijlage is bij het plan of de toelichting daarop, blijkens het nadere stuk van de raad, toegezonden op 19 september 2014, de in dat kader verrichte afweging slechts betrekking heeft op de verschillende door de raad in aanmerking genomen varianten voor de inrichting van de stationsomgeving en de situering van het parkeerterrein. Niet is gebleken dat het belang van [appellant] in dat kader bij de afweging is betrokken. Het betoog slaagt.
3.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijf" op zijn perceel aan de [locatie] is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd. Vaststaat dat het parkeerterrein zonder het bestreden plandeel niet kan worden gerealiseerd, nu de toegangsweg tot het parkeerterrein in de door de raad gekozen variant is voorzien op het perceel van [appellant]. Gelet op de onderlinge samenhang tussen het bestreden plandeel en de overige plandelen, ziet de Afdeling aanleiding het gehele plan te vernietigen.
4. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rijssen-Holten van 13 februari 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kern Holten, Park & Nature / Park & Ride";
III. draagt de raad van de gemeente Rijssen-Holten op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Rijssen-Holten tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1022,14 (zegge: duizendtweeëntwintig euro en veertien cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Rijssen-Holten aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Huszar
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014
533-821.