ECLI:NL:RVS:2014:3860

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
201402361/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten door de korpschef van politie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 28 februari 2014 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de afwijzing door de korpschef van politie van een verzoek om openbaarmaking van documenten, ingediend door [appellant] op 14 augustus 2013. De korpschef had op 19 augustus 2013 besloten om de gevraagde documenten niet openbaar te maken, omdat deze documenten volgens hem niet bestonden. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, maar [appellant] was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 oktober 2014. Tijdens de zitting heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij geen eerlijk proces had gehad, omdat hij onvoldoende tijd had gekregen om te reageren op het verweer van de korpschef. De Raad van State oordeelde echter dat de korpschef geen verweerschrift had hoeven indienen en dat [appellant] niet in zijn belangen was geschaad.

Daarnaast betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte geen twijfels had geuit over de juistheid van het standpunt van de korpschef, die stelde dat de verzochte informatie niet werd vastgelegd. De Raad van State oordeelde dat het aan [appellant] was om aannemelijk te maken dat de documenten wel onder de korpschef berustten, wat hij niet had gedaan. Uiteindelijk bevestigde de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201402361/1/A3.
Datum uitspraak: 29 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 28 februari 2014 in zaak nr. 13/4789 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2013 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] om openbaarmaking van documenten afgewezen.
Bij besluit van 23 september 2013 heeft de korpschef het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 februari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2014, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft bij brief van 14 augustus 2013 de korpschef verzocht om openbaar te maken een uitdraai uit het computersysteem van de politie waaruit blijkt op welke tijdstippen een schriftelijke machtiging tot het binnentreden van de woning van [appellant] is aangemaakt, bewaard en voor het eerst is geprint alsmede een kopie van het dienstrooster waaruit blijkt dat de ondertekenaar van de machtiging feitelijk aanwezig was.
Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 19 augustus 2013 heeft de korpschef ten grondslag gelegd dat de tijdstippen van het aanmaken en bewaren van een machtiging en het tijdstip waarop deze voor het eerst wordt uitgeprint niet in het systeem worden vastgelegd. Evenmin wordt in de dienstroosters vastgelegd waar iemand zich feitelijk bevindt. Gelet hierop bestaan de verzochte documenten niet en kunnen zij dus ook niet openbaar worden gemaakt, aldus de korpschef.
2. [appellant] betoogt dat hij geen eerlijk proces heeft gehad. Hiertoe voert hij aan dat hij onvoldoende tijd van de rechtbank heeft gekregen om te reageren op het verweer van de korpschef, aangezien de korpschef geen verweerschrift heeft ingediend en pas ter zitting bij de rechtbank zijn verweer heeft toegelicht.
2.1. De enkele omstandigheid dat de korpschef geen verweerschrift heeft ingediend, noopt niet tot het oordeel dat [appellant] geen eerlijk proces heeft gehad. Voorts valt niet in te zien dat [appellant] hierdoor in zijn belangen is geschaad, aangezien uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting bij de rechtbank volgt dat het door de korpschef gegeven verweer een herhaling is van hetgeen hij ten grondslag heeft gelegd aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 19 augustus 2013.
Het betoog faalt.
3. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit op aanvraag van 19 augustus 2013 en het besluit op bezwaar van 23 september 2013 zijn genomen door dezelfde ambtenaar, faalt. Hierbij is van belang dat de besluiten zijn ondertekend door verschillende ambtenaren.
4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om de twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de korpschef dat de door hem verzochte informatie niet wordt vastgelegd in documenten. Hiertoe voert [appellant] aan dat uit oude systeembeschrijvingen van het computersysteem van de korpschef blijkt dat de verzochte documenten bestaan.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 december 2013 in zaak nr. 201304069/1/A3), is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen aanleiding wordt gezien te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van de korpschef dat hij niet beschikt over de verzochte documenten en
[appellant] met zijn enkele, niet nader gestaafde betwisting van dat standpunt het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. Ook in hoger beroep heeft [appellant] zijn betoog dat de documenten toch onder de korpschef berusten niet met objectieve stukken gestaafd.
Het betoog faalt.
5. Hetgeen overigens door [appellant] wordt betoogd, valt buiten de omvang van dit geding en wordt derhalve buiten beschouwing gelaten.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, griffier.
w.g. Verheij w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014
434-816.