201308613/1/R3.
Datum uitspraak: 29 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Confetti Fashion B.V., gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Forward Business Parks 2000 N.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Quadratum-Staete B.V., beide gevestigd te Schiphol-Rijk (hierna: Forward en Quadratum),
3. [appellant sub 3], wonend te Aalsmeerderbrug, gemeente Haarlemmermeer,
en
de raad van de gemeente Haarlemmermeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Schiphol Rijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Confetti Fashion, Forward en Quadratum en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en Forward en Quadratum hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 september 2014, waar Confetti Fashion, vertegenwoordigd door P.J.M. Schalken, bijgestaan door E.J. Takkenberg, Forward en Quadratum, vertegenwoordigd door F.M.M. Ooms, bijgestaan door mr. R.P. Fennis, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterhof en C. Lakerveld, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3]
2. [appellant sub 3], die eigenaar is van de percelen [locatie 1 en 2], betoogt dat de raad ten onrechte de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 4" heeft vastgesteld, die voorziet in het doortrekken van de Capronilaan, inclusief water en groen, over deze percelen. Hij voert aan dat in deze gronden een werkende duiker aanwezig is die de waterpartijen ten westen en ten oosten van de gronden met elkaar verbindt, zodat een sloot niet nodig zal zijn. Door het doortrekken van de weg met de continuering van het wegprofiel van de Capronilaan en met water- en groenvoorzieningen wordt zijn achtertuin onnodig kleiner gemaakt en zullen de woningen in waarde dalen.
Voorts betoogt hij dat de raad ten onrechte niet de bestemming "Bedrijventerrein" heeft toegekend aan het zuidelijke deel van zijn gronden, nu hierop een kleinschalig bedrijfsgebouw gevestigd zou kunnen worden met een in- en uitrit naar de in de toekomst mogelijk doorgetrokken Capronilaan. Volgens [appellant sub 3] is er behoefte aan een dergelijk kleinschalig bedrijfsgebouw. Voorts is de nu toegekende bestemming "Wonen" volgens hem niet te verenigen met de in de nabijheid gelegen start- en landingsbanen van de luchthaven Schiphol vanwege geluid- en geuroverlast.
Tot slot betoogt hij dat er ten onrechte een verschil bestaat tussen de kadastrale grens van het perceel op de kaart van het Kadaster en de kadastrale kaart van de gemeente Haarlemmermeer.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat vanuit verkeerskundig oogpunt bezien de Capronilaan met continuering van het bestaande wegprofiel doorgetrokken zou kunnen worden en dat hier in beginsel geen ruimtelijke bezwaren tegen bestaan. Er bestaat thans echter geen urgente noodzaak tot deze doortrekking over te gaan. Door het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid is dit mogelijk gemaakt. Indien het noordwestelijk gedeelte van het perceel beschikbaar komt en de Capronilaan in de toekomst bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zou worden doorgetrokken, zal deze weg onder continuering van het wegprofiel worden aangelegd inclusief een berm en een sloot. Deze zullen functioneren als groene buffer tussen het bedrijventerrein en de woonbebouwing. Een in- en uitrit vanaf het perceel naar de Capronilaan is hierom niet mogelijk.
Voorts stelt de raad dat het perceel niet in aanmerking komt voor een bedrijfsbestemming, omdat er op het perceel bestaande legale woningen staan die als zodanig bestemd moeten worden, ongeacht de aanwezigheid van de luchthaven Schiphol in de nabijheid.
2.2. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het college van burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen.
De gronden hebben de bestemming "Wonen" en de aanduiding "luchtvaartverkeerzone - lib". Aan het noordwestelijke gedeelte van het perceel is de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 4" toegekend.
Ingevolge artikel 22, lid 22.1, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden onder meer bestemd voor wonen en een aan huis verbonden beroepsuitoefening.
Ingevolge artikel 38 kan het college van burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 4" de bestemming "Wonen" wijzigen in de bestemmingen "Verkeer", "Groen" en "Water", met dien verstande dat het wegprofiel van de Capronilaan wordt gecontinueerd.
2.3. De Afdeling stelt vast dat op de gronden van [appellant sub 3] twee legale woningen staan die als zodanig zijn bestemd en dat deze gronden liggen in een gebied waarvoor beperkingen ten aanzien van gebruik en bestemmingen zijn opgelegd op basis van het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (hierna: Lib). In het Lib worden beperkingsgebieden aangegeven voor externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking. De raad heeft bij de vaststelling van het plan het Lib in acht genomen en heeft in overeenstemming met artikel 2.2.1 van het Lib deze bestaande bebouwing die voor de inwerkingtreding van het Lib rechtmatig aanwezig en in gebruik was als zodanig bestemd.
Het betoog faalt.
2.4. Over de wijzigingsbevoegdheid is de Afdeling van oordeel dat pas bij het op- en vaststellen van een wijzigingsplan de exacte invulling van de gronden aan de orde kan komen. Nu de wijzigingsbevoegdheid echter ook voorziet in een invulling waarbij de Capronilaan wordt doorgetrokken met continuering van het bestaande wegprofiel en in combinatie met de aanleg van water- en groenvoorzieningen heeft de raad, gelet op de maximale planologische mogelijkheden van de bevoegdheid, terecht bezien of dit aanvaardbaar is. Daarbij is van belang dat de wijzigingsbevoegdheid op een klein deel van de gronden van [appellant sub 3] ligt. Niet aannemelijk is dat een invulling met water- en groenvoorzieningen zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant sub 3], nu het resterende perceel in dat geval een diepte van ongeveer 50 meter zal hebben en de resterende achtertuin een diepte van ongeveer 35 meter zal hebben.
Voor zover [appellant sub 3] ter plaatse in geval van doortrekking van de Capronilaan een kleinschalig bedrijfsgebouw wil bouwen, is niet gebleken dat [appellant sub 3] concrete plannen had ten tijde van de vaststelling van het plan om op een deel van zijn gronden bedrijfsactiviteiten te gaan verrichten, waarmee de raad rekening heeft kunnen houden. Voorts is het niet onredelijk dat de raad een bedrijfsbestemming op deze locatie niet gewenst acht, nu de Molenweg aan een dijk ligt waar overwegend woningen staan in het woonlint en ontsluiting vanaf de Capronilaan, in geval van doortrekking daarvan, niet op een volgens de raad planologisch aanvaardbare wijze mogelijk is. Het betoog faalt.
2.5. Wat de eventueel nadelige invloed van de wijzigingsbevoegdheid op de waarde van de woningen betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig is dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog faalt.
2.6. Over de gestelde kadastrale verschillen overweegt de Afdeling dat de kadastrale ondergrond geen bindend onderdeel is van de verbeelding en hier aldus geen rechten aan ontleend kunnen worden in het kader van het bestemmingsplan. Voorts is niet gebleken dat het plan in zoverre onzorgvuldig is. Het betoog faalt.
2.7. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 3] ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het beroep van Confetti Fashion
3. Confetti Fashion betoogt dat de raad ten onrechte de bestemming "Bedrijf" aan haar perceel Aalsmeerderdijk 328 heeft toegekend en niet de bestemming "Gemengd". Zij wil binnen de bestaande bebouwing aan de ten opzichte van de dijk lager gelegen zijde aan de Molenweg bedrijfsmatige activiteiten verrichten en de ten opzichte van de dijk hoger gelegen zijde aan de Aalsmeerderdijk gebruiken voor bewoning. Zij stelt dat zij hiertoe door een architect vervaardigde tekeningen heeft overgelegd. Het pand staat al lang leeg en is met alleen een bedrijfsbestemming niet te verhuren. Voorts wijst de raad volgens Confetti Fashion ten onrechte naar een eerder afgewezen verzoek tot wijziging van de bestemming uit 2012, omdat de planologische en economische omstandigheden inmiddels zijn gewijzigd en het pand al lang leeg staat. Daarnaast is de motivering van de raad ondeugdelijk, nu de raad een woonfunctie aanvaardbaar vindt als het bestaande pand in de tweede lijn wordt gesloopt en woonbebouwing in lijn met de lintbebouwing wordt gebouwd, maar wel heeft gekozen voor het als zodanig bestemmen van het bedrijfspand in de tweede lijn achter het lint. In dit kader wijst zij erop dat op andere locaties aan de Aalsmeerderdijk wel een combinatie van een woonfunctie en bedrijfsactiviteiten mogelijk is gemaakt.
Tot slot betoogt zij dat de raad hetgeen zij naar voren heeft gebracht tijdens de hoorzitting van 3 juni 2013 ten onrechte niet heeft betrokken bij de besluitvorming.
3.1. De raad wijst er op dat een vergelijkbaar verzoek tot wijziging van de bestemming ter plaatse in 2012 is afgewezen en dat het gemeentelijke beleid is gericht op behoud en versterking van het woonlint aan de dijk en op verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Het bedrijfspand van Confetti Fashion staat echter in de zogenoemde "tweede lijn", onder de dijk, achter het lint. Tweedelijns woonbebouwing is volgens de raad niet gewenst. Voorts stelt de raad dat er geen concreet initiatief was ten tijde van de vaststelling van het plan. Derhalve heeft de raad gekozen voor het als zodanig bestemmen van de bestaande situatie.
3.2. Het perceel heeft de bestemming "Bedrijf" en de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 2".
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef, onder a, sub 1, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijfscategorie 1 of 2 zijn toegestaan.
3.3. Over het betoog dat hetgeen naar voren is gebracht tijdens de hoorzitting van 3 juni 2013 ten onrechte niet bij het besluit is betrokken, overweegt de Afdeling dat deze hoorzitting is gehouden ten behoeve van de vaststelling van het plan en dat de indieners van zienswijzen hun zienswijze tijdens de hoorzitting konden toelichten. Van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken is een verslag gemaakt. Tijdens de hoorzitting heeft Confetti Fashion een aantal onderdelen van de door haar naar voren gebrachte zienswijze nader toegelicht. Hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht, kwalificeert de Afdeling dan ook als een nadere toelichting op deze zienswijze. In de nota van zienswijzen is hierop ingegaan en deze nota maakt deel uit van het bestreden besluit. De Afdeling is gelet hierop van oordeel dat de in de Wro opgenomen procedure juist is verlopen.
Het betoog faalt.
3.4. Vast staat dat het gemeentelijke beleid is gericht op het behoud en de versterking van het woonlint aan de dijk en op de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. De Afdeling ziet, gelet op de daaraan ten grondslag liggende belangen, geen grond voor het oordeel dat de raad in dit geval bij de vaststelling van het plan had moeten afwijken van het eigen beleid door tevens wonen mogelijk te maken achter het bestaande lint. Evenmin heeft Confetti Fashion aannemelijk gemaakt dat de raad vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening bij de vaststelling van het plan aan haar perceel een gemengde bestemming had moeten toekennen op grond waarvan het pand zowel voor wonen als bedrijfsmatig zou mogen worden gebruikt. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat ten tijde van de vaststelling van het plan geen concreet initiatief van Confetti Fashion bij de raad naar voren was gebracht. De door een architect vervaardigde tekeningen met diverse varianten, die overigens alle uitgaan van behoud van de bestaande bebouwing, kunnen niet als zodanig worden beschouwd. Het feit dat het pand al langere tijd leegstaat, maakt niet dat de bestemming niet uitvoerbaar zou zijn, nu Confetti Fashion niet aannemelijk heeft gemaakt dat ter plaatse op geen enkele wijze bedrijfsactiviteiten kunnen worden verricht. Dat elders aan de Aalsmeerderdijk wel een combinatie van een woonfunctie en bedrijfsactiviteiten mogelijk is gemaakt, maak niet dat bij dit pand beide functies binnen de bestaande bebouwing hadden moeten worden voorzien.
De raad heeft ter zitting toegelicht dat het op deze andere locaties om bestaande situaties gaat die ook al als zodanig waren bestemd in het vorige plan. In hetgeen Confetti Fashion heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door Confetti Fashion genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie. Overigens heeft de raad ter zitting bevestigd dat de bereidheid bestaat een eventueel initiatief voor een nieuwe woning op de voorzijde van het perceel, aan de ringdijk en in het woonlint, in welwillende overweging te nemen, mits dat initiatief in overeenstemming is te achten met een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog faalt.
3.5. Gelet op het voorgaande is het beroep van Confetti Fashion ongegrond.
3.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het beroep van Forward en Quadratum
4. Forward en Quadratum kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het plan, voor zover dat ziet op vier van hun percelen.
Ten aanzien van een gedeelte van het perceel dat plaatselijk bekend is als de "Pietgronden", betogen zij dat ten onrechte de bestemming "Agrarisch" is toegekend. De toegekende agrarische bestemming is niet uitvoerbaar, omdat dat gebruik is beëindigd en de gronden braak liggen en alleen worden onderhouden in afwachting van verdere ontwikkeling. In dit kader wijzen zij op het Koninklijk Besluit van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State van 24 april 1992, nr. 92.003695, waarin reeds is geoordeeld dat een bedrijfsbestemming het meest doelmatige gebruik is voor dat perceel. De raad heeft dit Koninklijk Besluit ten onrechte niet in acht genomen. Voorts betogen zij dat de ontwikkeling van het perceel alleen mogelijk is indien wordt voorzien in een bedrijfsbestemming met ruimere mogelijkheden wat de toegelaten milieucategorie en de maximale bouwhoogte betreft. Subsidiair wijzen zij er op dat het vorige plan wel voorzag in bouwmogelijkheden, zodat een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden zal leiden tot planschade.
Over de andere drie percelen betogen zij dat de bestaande bouwmogelijkheden ten onrechte worden beperkt. Voor het perceel "Plot 3000" en het perceel "Plot 6000" is ten onrechte de maximale bouwhoogte verlaagd en voor het perceel "Plot 2000" is niet gemotiveerd waarom het bouwvlak niet vergroot wordt. Verder wordt ten onrechte niet voorzien in de mogelijkheid om op onder meer deze percelen naast kantoren ook lichte en hoogwaardige industrie toe te staan. Het vorige plan liet dit wel toe.
4.1. De raad stelt zich met betrekking tot het perceel "Pietgronden" op het standpunt dat nieuwe ontwikkelingen alleen bij de vaststelling van het plan zijn meegenomen indien deze voldoende concreet waren en positief zijn beoordeeld door de raad. Op deze locatie is daar volgens de raad geen sprake van. Verder stelt hij dat de gekozen agrarische bestemming uitvoerbaar is, nu daar agrarische activiteiten zouden kunnen worden ontplooid. Voor de overige percelen heeft de raad ervoor gekozen om de bestaande dan wel vergunde situatie te bestemmen.
4.2. Het perceel "Plot 2000" heeft de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2". Ter plaatse bedraagt de maximale bouwhoogte 8 m en geldt een maximaal bebouwingspercentage van het terrein van 100%. Het perceel kende in het vorige plan "Schiphol-Zuidoost" de bestemming "Bedrijfsdoeleinden III".
Het perceel "Plot 3000" heeft de bestemming "Kantoor" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte". Ter plaatse bedraagt de maximale bouwhoogte 4 m en geldt een maximaal bebouwingspercentage van het terrein van 100%. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte" is voor ten hoogste 50% van het bouwvlak een maximale bouwhoogte van 20 m toegestaan. In het vorige plan "Schiphol-Zuidoost" bedroeg de maximale bouwhoogte 10/18 m.
Het perceel "Plot 6000" heeft de bestemming "Kantoor". Ter plaatse bedraagt de maximale bouwhoogte op het grootste gedeelte van het bouwvlak 4 m. De noordoostelijke rand van het bouwvlak kent een maximale bouwhoogte van 25 m, gedeeltes van de zuidoostelijke en zuidwestelijke rand van het bouwvlak kennen een maximale bouwhoogte van 22 m en gedeeltes van de zuidwestelijke en noordelijke rand van het bouwvlak kennen een maximale bouwhoogte van 26 m. In het vorige plan "Schiphol-Zuidoost" bedroeg de maximale bouwhoogte 17/29 m.
4.2.1. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad heeft de bestaande dan wel vergunde situatie als zodanig bestemd. De kantoorgebouwen in het gebied kenmerken zich door een tweelaags parkeerdek met daarbovenop één of meer kantoortorens. De vergunde maximale bouwhoogtes zijn gerespecteerd en opgenomen in het plan. De Afdeling is, mede gelet op de aard van het terrein als kantorenpark zoals dit feitelijk is gerealiseerd op basis van de voorheen geldende planologische mogelijkheden, van oordeel dat de raad in redelijkheid de betreffende bouwmogelijkheden in het plan heeft kunnen opnemen. Het betoog faalt.
4.3. Het perceel "Pietgronden" heeft grotendeels de bestemming "Agrarisch" en voor een gedeelte de bestemming "Wonen".
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden bestemd voor onder meer agrarische bedrijfsactiviteiten met een, in hoofdzaak, grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, intensieve veehouderij en stoeterij.
Ingevolge lid 3.2.1 mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.
Ingevolge lid 3.2.2 geldt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde dat de hoogte van erfscheidingen niet meer mag zijn dan 2 m en de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m zijn, met uitzondering van voorzieningen ten dienste van luchtvaart en de luchtverkeersveiligheid.
Het perceel had in het vorige bestemmingsplan "Schiphol-Zuidoost" de bestemming "Glastuinbouwbedrijven (GB III)".
Ingevolge artikel 11, lid 1, van de voorschriften van dat plan zijn de op de kaart als zodanig aangegeven gronden bestemd voor de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf.
Ingevolge lid 2 zijn op de bedoelde gronden toelaatbaar:
a. glastuinbouwbedrijven en voor zover aanwezig dienstwoningen;
b. niet voor bewoning bestemde bijgebouwen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. open terreinen;
e. tuinen, waaronder begrepen verhardingen.
Ingevolge lid 3, onder a, mogen de in lid 2, onder a, bedoelde gebouwen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming dat de goothoogte van gebouwen maximaal 6 m mag bedragen.
Ingevolge lid 4 mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de bepaling dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m mag bedragen.
4.4. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Ten tijde van de vaststelling van het plan waren de glastuinbouwactiviteiten geruime tijd gestaakt en lagen de gronden braak. Forward en Quadratum hebben de gronden gekocht toen deze activiteiten waren gestaakt. Ter zitting is vast komen te staan dat Forward en Quadratum voor de vaststelling van het plan geen concreet plan hebben ingediend om ter plaatse bedrijfsmatige activiteiten te willen gaan uitoefenen. De in 2009 bij het gemeentebestuur ingediende schetsontwerpen kunnen niet als een concreet initiatief worden aangemerkt, omdat het daarbij ging om schetsontwerpen die geen definitief karakter hadden. Dat de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State in 1992 heeft geoordeeld dat in beginsel bedrijfsactiviteiten het meest doelmatige gebruik zijn van de gronden, maakt niet dat de raad thans de gronden voor bedrijfsmatige activiteiten had moeten bestemmen. Niet is gebleken dat de agrarische bestemming niet uitvoerbaar is. De raad heeft er terecht op gewezen dat de gronden bijvoorbeeld als weiland kunnen worden gebruikt, in afwachting van de toekenning van een andere bestemming, zulks naar aanleiding van een daartoe in te dienen concreet initiatief van Forward en Quadratum. Overigens heeft de raad ter zitting aangegeven dat indien door Forward en Quadratum een concreet initiatief voor een kantoor en/of bedrijf zal worden voorgelegd, de raad hier in beginsel aan wil meewerken, mits dit in overeenstemming is te achten met een goede ruimtelijke ordening. In dat verband is ter zitting gebleken dat een passende ontsluiting ten behoeve van gebruik als kantoor en/of bedrijf planologisch mogelijk is. De Afdeling is gelet op het voorgaande van oordeel dat de raad in redelijkheid het perceel voor "Agrarisch" heeft kunnen bestemmen. Het betoog faalt.
4.5. Gelet op het voorgaande is het beroep van Forward en Quadratum ongegrond.
4.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, griffier.
w.g. Hagen w.g. Kegge
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2014
459-774.